28 September 1933
114
Heenistede heeft echter haar reserves al moeten aan-
pakken en spreker is er dan ook vast van overtuigd,
dat de gemeente aan de rijksregeling zal moeten ge-
looven. Thans is de tijd om tot een oplossing te
komen.
De heer Van der Erf merkt op, dat er twee voor-
stellen zijn van Burgemeester en Wethouders. Het
eerste voorstel is, om thans f2200.— beschikbaar te
stellen voor de uitvoering van dit werk en daarnaast
een voorstel om voor volgende werken te trachten
rijkssubsidie te krijgen. Het lijkt spreker van belang
om eerst een beslissing uit te lokken over die f2200.
en dan over voorstel 2. Spreker wil Burgemeester en
Wethouders gaarne steunen in hun voorstel totcrediet-
verleening, vooral waar het hier zulk een prachtig
object voor werkverschaffing beteekent. Er zit in het
gevraagde bedrag immers f 1500.loon, zegt spre-
ker.
De heer Van der Linden vraagt, of het de bedoeling
is, om nu teven^ uit te maken of getracht zal worden
bij volgende objecten van werkverschaffing rijkssubsi-
die te krijgen.
De Voorzitter antwoordt hierop ontkennend. Deze
koek is alleen nu even aangesneden in verband met
het advies van de Commissies. Later kan op die zaak
nog wel eens worden teruggekomen.
De heer Van den Heuvet is ook van meening, dat
die zaak van de rijkssubsidie nu maar niet l'improviste
behandeld kan worden, daarvoor is zij veel te belang-
rijk.
De heer hrvan de PollWethouder, zegt, dat de
heer Jonckbloedt deze aangelegenheid pas bij de be-
handeling van de begrooting aan de orde wil stellen,
doch dan wordt het veel te laat. De Inspecteur voor
de Werkverschaffing, zegt spreker, heeft hem persoon-
lijk medegedeeld, dat er momenteel heel wat aanvragen
van gemeentebesturen voor rijkssubsidie zijn binnen-
gekomen, zoodat de behandeling van meer aanvragen
heel wat tijd vordert.
De heer Rijkes merkt op, dat de Wethouder op
spoed aandringt, daar de ijsbaan er anders niet komt.
Maar, zegt spreker, dat is niet de schuld van de
Commissie van Toezicht op het agentschap der
arbeidsbemiddeling, die reeds op 12 April j.l. haar
meening aan Burgemeester en Wethouders over deze
aangelegenheid bekend maakte.
De heer Jhr. van de PoLl, Wethouder, zegt, dat het