22 November 1933
232
tfen, Jonckbloedt, Meeuwenoord, Van Lent, De Teilo,
Disselkoen, Van der Erf en de Wethouder Dr. Droog.
Tegen het voorstel stemden de heeren Attema,
Audretsch, Mevrouw Venhuizen en de heeren Rijkes, Van
Unen en Wethouder Jhr. van de Poll.
Dit volgno. wordt vervolgens vastgesteld nadat het
met f 1000.is verhoogd.
De heer Disselkoen zou nog gaarne even de opmer-
king willen maken, dat de plantsoenen, buiten de
f 1000.die er nu zijn bijgekomen toch nog lager zijn
geraamd dan in 1933 hoewel zij in oppervlakte grooter
zijn. Dit is wel zeer verheugend doch toch zou hij er
voor willen waarschuwen om niet te ver te gaan met die
bezuiniging op de plantsoenen. Dit zou werkelijk een
verkeerde koopmanschap zijn. De plantsoenen vormen
het reclameschild voor een gemeente. Vooral voor Heem-
stede. Zij bevorderen de vestiging van nieuwe inwoners.
en veraangenamen het verblijf voor de inwoners.
321. Uitgaven voor Groenendaal.
De Voorzitter deelt mede, dat door de Financieele
Commissie de wenschelijkheid is bepleit van schrapping
van het bedrag van f3.000,uitgetrokken voor de reor-
ganisatie van een perceel bosch.
Burgemeester en Wethouders hebben in hun antwoord
echter gewezen op de groote bezwaren, aan schrapping
verbonden.
De heer Van Unen merkt op, dat deze post weer
f 4.000,hooger is geraamd dan verleden jaar, waar-
door blijkbaar een opvoering van de uitgaven in de hand
wordt gewerkt. Hij acht dit niet gewenscht en zou het
voorstel van de Financieele Commissie willen hand-
haven.
De heer Disselkoen meent even een misverstand te
moeten wegnemen bij den heer Van Unen. Er is geen
neiging tot het omhoog jagen van de uitgaven; al komt
dit eens bij een bepaald punt voor, dan geldt dit nog
niet in het algemeen. Spreker acht schrapping van de
3.000,onjuist, daar men toch reeds met de reorga-
nisatie bezig is, waartoe ook trouwens door den Raad is
besloten. Overigens kan hij slechts weinig bewondering
hebben voor deze reorganisatie; mogelijk zal dit na 25
jaar, zooals men hem trouwens ook heeft verzekerd, wêf
het geval zijn.
Spreker vraagt of de heer Van Unen wel voldoende
aandacht heeft geschonken aan het 'feit, dat dit werk