22 November 1933
234
meewerken. Spreker acht het een onjuist standpunt dat,
nu dit onderwijs niet onder de wettelijke bezuin.iging valt
alles gelaten wordt zooals het is. Met name de percenta-
ges van b/2 van de geldleeningen gaan verre uit boven
die van de gemeenteleeningen. De heer van Unen zou
willen voorstellen niet meer te vergoeden dan 4/
Dit voorstel wordt ondersteund door de heeren Audretsch
en Disselkoen.
De heer Attema begrijpt de redeneering van den heer
van Unen niet. De vergelijking tusschen gemeente en
bijzondere bewaarscholen gaat niet op. Een bewaar-
school kan niet zulk een groote zekerheid geven als een
gemeente en behoort dus tot de incourante fondsen.
Spreker meent te mogen veronderstellen dat, wanneer
de heer Van Unen iets te beleggen heeft, hij dit toch ook
liever zal doen in gemeente- dan in bewaarschoolleenin-
gen. Hij kan dan ook niet met het voorstel meegaan.
De heer Disselkoen heeft zich verleden jaar verbaasd
over de weinig zorgzame houding der rechtsche fracties.
ten opzichte van het openbaar onderwijs. Eveneens heeft
spreker toen gehoord, dat er van rechts een groote offer-
bereidheid kon worden verwacht voor het bijzonder
onderwijs.
De S. D. A. P. wenscht aan het bijzonder voorber.
onderwijs niet meer te geven dan noodig is. Schrapping
van het subsidie als geheel zou de kinderen treffen van
ouders, die bijzonder onderwijs wenschen en, waar de
zorg voor het kind bij spreker's partij gaat boven poli-
tieke geraaktheid, is hij bereid tot instandhouding bin-
nen redelijke grenzen. Zijn bezwaren gaan uit naar de
rechtsche obligatiehouders, die een hooge rente eischen
voor hun geld; voor dezen worden dus feitelijk de hooge
subsidies gegeven en niet voor het kind.
Spreker zou een weinig meer bescheidenheid zeer op
zijn plaats vinden bij de rechtsche fracties; een bewaar-
schoolleening gedekt door een garantie van de gemeente
kan toch moeilijk gerangschikt worden onder de ,,incou-
rante" fondsen.
Z.i. moet de rente omlaag en moet de raad zich nu
in principe uitspreken, dat vrijwillig afstand moet wor-
den gedaan of dat anders dwang zal worden toegepast.
De heer Van der Erf protesteert tegen de uitlatingen
van den heer Disselkoen omtrent de weinige zorgzaam-
heid. „Rechts" heeft nooit laten merken, dat zij het
openbaar onderwijs minder gunde. De door den heer
Disselkoen genoemde offerbereidheid bestaat inderdaad;
daarvan kunnen alle bladen getuigen.