22 November 1933
235
Mevr. Venhuizen rneent, dat de heer Disselkoen niet
goed op de hoogte is. In de commissie van onderwijs
werd ditzelfde punt ook reeds besproken en wordt door
een der besturen reeds getracht iets te bereiken.
De heer Van der Linden vestigt er de aandacht op,
dat slechts de helft der kosten door de gemeente als sub-
sidie wordt vergoed; de andere helft moet komen van
bijdragen door particulieren. Overigens heeft spreker
goed vertrouwen, dat de schoolbesturen zullen medewer-
ken tot verlaging.
De Voorzitter deelt inede, dat de volgende leeningen
door de diverse scholen voor bijzonder voorbereidend
onderwijs zijn gesloten:
Kleuterhuis twee leeningen, één van 5 en één van
b/2 Kerklaan, een leening van 5 en de Molenwerfs-
laan één van 5
Burgemeester en Wethouders voelen voor handhaving
van het thans bestaande. Een der besturen is bezig te
trachten de rente te verlagen. Burgemeester cn Wethou-
ders zullen in deze zaak attent blijven.
De heer Van Unen is slechts half bevredigd. Ten aan-
zien van het door den heer Attema beweerde wil hij even
constateeren, dat er nog wel eenig verschil is in zelf
beleggen en meedoen aan het in stand houden van eene
instelling, zooals hier in den Raad geldt. Wat spreker
in deze zaak hindert is de hooge rentevraag. Voor der-
gelijke inrichtingen nroeten rentelooze voorschotten of
leeningen tegen zeer laag rentetype worden gegeven en
dat is mogelijk, daarvan zijn verschillende voorbeelden.
Bovendiyn vreest spreker voor ongelijkheid wanneer één
school bereid is mee te doen aan verlaging en de ande-
ren niet, zoodat hij zijn voorstel van maximum 4%
handhaaft.
De heer Jhr. van de Poll vestigt er de aandacht op,
dat het „Kleuterhuis" gebouwd werd in den tijd van de
zeer hooge rente-percentages. De verlaging van de ren-
ten dateert toch eigenlijk pas van den allerlaatsten tijd'.
Veel nroet bijeengebracht worden door particuliere
bijdragen. Het is echter niet uitgesloten dat de obliga-
tiehouders wel willen meewerken tot verlaging.
De heer Disselkoen lieeft na cle opmerkingen van den
lreer Van Unen niet veel meer te zeggen. Alleen, dat niet
hij, doch de heer Van der Erf verleden jaar de offer-
bereidheid in het geding heeft gebracht. Mevr. Venhui-
zen zou hij wiflen opmerken, dat het enkele feit, dat
één schoolbestuur pogingen doet om tot verlaging te
komcn, niets bewijst ten opzichte van het geheel. Spre-