22 November 1933
241
dat deze vereeniging geen subsidie noodig heeft, omdat
zij slechts goed gesitueerde leden heeft.
De heer Disselkoen merkt op, dat het bevorderen van
de kunst tot-de taak van de overheid behoort. Wanneer
men dit beginsel niet aanvaardt, zegt spreker en de Raad
stelt zich hier in meerderheid op dit standpunt, dan is
er zeker toch geen aanleiding, orn subsidie te geven aan
een vereeniging als deze, die geen kunst brengt aan het
volk, doch slechts aan een beperkten kring gegoeden.
Hier is dan ook geen taak voor de gemeente, aangezien
de leden het zelf kunnen betalen.
De heer Audretsch zegt, dat kunst in het algemeen
zöö opvoedend werkt, dat de overheid haar zooveel
mogelijk moet steunen. Deze vereeniging heeft werkelijk
getoond, reden van bestaan te hebben; zij organiseert
ook tentoonstellingen, die tegen lagen entréeprijs toe-
gankelijk zijn.
De heer Attema heeft gehoord, dat deze vereeniging
nog een batig saldo heeft.
De heer Rijkes acht het noodzakelijk, dat deze ver-
eeniging voor Heemstede blijft bestaan, aangezien men
anders naar Haarlem gaat.
De heer Van der Linden merkt op, dat deze vereeni-
ging ook volksconcerten geeft en tentoonstellingen orga-
niseert.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
ook van meening zijn, dat deze vereeniging van belang is
voor Heemstede. Bekende personen in de kunstwereld
geeft men daar de gelegenheid hun kunst te brengen,
ook aan de minder gegoeden. De vereeniging heeft dit
jaar een tekort van f 88.Als het aangevraagde sub-
sidie nu geheel geschrapt wordt, zegt spreker, dan is
het met de kunstuitingen gedaan, want zooveel contri-
buanten zijn er niet. Burgemeester en Wethouders waren
dan ook van meening, dat subsidie te moeten uittrekken.
De heer Van der Erf was aanvankelijk ook voor ver-
laging, omdat er voor het volk zoo weinig wordt ge-
daan, doch na de gegeven toelichting kan hij zich met
dit subsidie wel vereenigen.
Deze post wordt vervolgens zonder hoofdelijke stem-
ming vastgesteld.
Subsidie R. K. Jeugdcommissie.
Bij volgno. 441 „Subsidie aan de R. K. Jeugdcom-
missie" vraagt de heer Attema of men door het toestaan
van dit subsidie niet in een warnest raakt met allerlei