64
7 December 1933,
8
maken, onder genot van de emolumenten, welke in ver-
band met de vrije woning worden genoten.
2. Laat de ambtenaar geen gezin na, dan wordt aan
zijn erfgenamen een termijn van veertien dagen, in te
gaan op den dag van overlijden, toegestaan om de door
hem gebruikte woning te ontruimen.
3. Voor het geval het belang van den dienst verder
gebruik van de woning niet of slechts gedurende kor-
teren tijd toestaat, moet de woning binnen den door
Burgemeester en Wethouders te stellen termijn worden
ontruimd. Alsdan wordt aan het gezin over den ont-
brekenden termijn eene vergoeding toegekend.
4. Voor den dienst bestemde gedeelten der woning
moeten voor den dienst beschikbaar blijven.
Artikel 19.
1. Geniet de ambtenaar krachtens wettelijk voorge-
schreven of onverplicht door de gemeente gesloten ver-
zekering een geldelijke uitkeering terzake van een on-
geval, hem in verband met de uitoefening van zijn ambt
in dienst der gemeente overkomen, dan zal op zijn
bezoldiging deswege inhouding plaats vinden, echter
ten hoogste tot het bedrag van de uitkeering.
2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd in bij-
zondere gevallen van deze regel af te wijken.
Artikel 20.
Den ambtenaar, die met recht op pensioen den dienst
verlaat, kan op zijn aanvraag daartoe, door Burgemees-
ter en Wethouders een voorschot op zijn pensioen
worden verleend, groot 90 pCt. van het vermoedelijk
pensioenbedrag en dit tot op het tijdstip der eerste uit-
betaling van zijn pensioen, waarbij tev,ens de verreke-
ning der voorgeschoten gelden plaats vindt.
Artikel 21.
Wegens zeer bijzondere omstandigheden, waaronder
ook begrepen Iangdurige trouwe dienst, kan de Burge-
meester een belooning toekennen.