13a 22 Februari 1934. 2 II. Artikel 30, lid 2, 3, 4 en 5 en art. 32 vervallen. III. In artikel 31 vervallen de woorden ,,als bedoeld in artikel 30, 4e lid". IV. Na artikel 31 in te voegen de artikelen 32, 32a, 32b en 32c, luidende als volgt Artikel 32. 1. De ambtenaar, die als militair ingevolge eene uit de wet of uit eene verbintenis voortvloeiende ver- plichting in werkelijken dienst is, wordt geacht in zijne burgerlijke betrekking met verlof te zijn. Hij be- houdt over den tijd van dezen dienst het genot van de aan zijn ambt verbonden bezoldiging, voor zoover hij krachtens de artikelen 32a, 32b en 32c daarop aanspraak kan maken, dan wel voor zoover die wer- kelijke dienst wordt vervuld gedurende het aan hem verleende vacantie-verlof. 2. In alle andere gevallen wordt hem de bezoldi- ging over den tijd van het verblijf in werkelijken dienst niet uitbetaald. Artikel 32a. 1. De ambtenaar, die voor herhalingsoefeningen in werkelijken dienst is, behoudt over den tijd van dezen dienst het volle genot van de aan zijn ambt verbonden bezoldiging. 2. Voor zooveel noodig bepaalt de Minister van Defensie. welke dienst als herhalingsoefening wordt beschouwd. 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt met herha'ingsoefeningen gelijkgesteld de werkelijke dienst, vervuld krachtens a. artikei 5, vijfde lid, onder a, der Wet voor het reservepersoneel der landmacht 1905 (zooals die sedert is gewijzigd), voor zooveel ziekte betreft; b. artikel 36, eerste lid, onder a, der Dienstplicht- wet, of artikel 5, onder 3e, sub a der Wet voor de Koninklijke Marinereserve 1924 (Staatsblad no. 369), indien het niet tijdig bereiken van den vereischten graad van geoefendheid het gevolg is van ziekte. c. artikel 36, eerste lid, onder c, der Dienstplicht- wet, artikel 5, vijfde lid, onder b, der Wet voor het reservepersoneel der landmacht 1905 (zooals die sedert

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1934 | | pagina 10