22 Februari 1934.
2
II. Artikel 25a lid 2, 3, 4 en 5 en artikel 25c lid
1, 2 en 3 vervallen.
III. In artikel 25b vervallen de woorden „bedoeld
in art. 25a", alsmede de woorden „als bedoeld in ar-
tikel 25a, vierde lid".
IV. Artikel 25c lid 4 en 5 wordt artikel 25g, lid
1 en 2.
V. Na artikel 25b in te voegen de artikelen 25c,
25d, 25e en 25f, luidende als volgt
Artikel 25c.
1. De werkman, die als militair ingevolge eene
uit de wet oî uit eene verbintenis voortvloeiende ver-
plichting in werkelijken dienst is, wordt geacht in
zijne burgerlijke betrekking met verlof te zijn. Hij be-
houdt over den tijd van dezen dienst het genot van
de aan zijn ambt verbonden bezoldiging, voor zoover
hij krachtens de artikelen 25d, 25e en 25f daarop
aanspraak kan maken, dan wel voor zoover die wer-
kelijke dienst wordt vervuld gedurende het aan hem
verleende vacantie-verlof.
2. In alle andere gevallen wordt hem de bezoldi-
ging over den tijd van het verblijf in werkelijken dienst
niet uitbetaald.
Artikel 25d.
1. De werktnan, die voor herhalingsoefeningen in
werkelijken dienst is, behoudt over den tijd van dezen
dienst het volle genot van de aan zijn ambt verbonden
bezoldiging.
2. Voor zooveel noodig bepaalt de Minister van
Defensie, welke dienst als herhalingsoefening wordt
beschouwd.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt
met heiha ingsoefeningen gelijkgesteld de werkelijke
dienst, vervuld krachtens:
a. artikel 5, vijfde lid, onder a, der Wet voor het
reservepersoneel der landmacht 1905 (zooals die sedert
is gewijzigd), voor zooveel ziekte betreft
b. artikel 36, eerste lid, onder a, der Dienstplicht-
wet, of artikel 5, onder 3e, sub a der Wet voor de
Koninklijke Marinereserve 1924 (Staatsblad no. 369),