28 Juni 1934.
120
motief voor hun standpunt aan, de onverwachte bate
die de wijziging van de pensioenwet voor de gemeente
oplevert. Men mag echter niet uit het oog verliezen,
dat de begrooting sluitend is gemaakt met een groote
aantrekking uit de reserves. Spreker acht deze niet-
sterke houding van Burgemeester en Wethouders on-
begrijpelijk. Als de loonen zoodanig waren, dat zij
tengevolge van 16 pCt. korting beneden peil zonden
komen, dan zou het iets anders zijn. Dit is echter niet
het geval en spreker illustreert dit met de navolgende
cijfers.
Na aftrek van de 4 pCt,—6 pCt. zijn de loonen in
de 5 loongroepen
Iste groep f 30.81
2de „31.71
3de ,.32.61
4de -. „33.97
5de „36.67
Indien per 1 Ju!i a.s. de bestaande tijdelijke korting
gehandhaafd bleef, zouden de loonen als volgt zijn
Iste groep (27.81
2e „28.50
3e „29.40
4e -• „30.60
5e -. „33.—
Daarbij moet men niet vergeten, dat in de eerste
groep slechts 1 of 2 personen zitten, terwijl men in 3
jaar van het minimum op het maximum is, zoodat
bijna allen op hun maximum staan.
Vergelijkt men deze cijfers met Haarlem, waarnaast
een korting van 7 pCt. een pensioenspremie van 8l»
pCt. moet worden betaald, die straks misschien 10
pCt. wordt, dan ziet men dat in Haarlem in de ver-
schillende groepen de navolgende loonen worden uit-
betaald
le klasse f27.28
2e „28.16
3e „28.90
4e -. „30.40
5e „32.32
Indien dus wel gedaan werd, hetgeen Burgemeester