26 Juli 1934.
BESLUIT
Artikel 1.
De bebouwing zal moeten geschieden zooals op de
bij het plan behoorende teekening staat aangegeven.
Artikel 2.
Artikel 3.
De bij de gebouwen behoorende z j- en achtererven
moeten na de ingebruikneming der gebouwen als tuin
worden gebezigd en als zoodanig in ordelijken staat
worden gehouaen.
De Raad der gemeente Heemstede;
op het voorstel van Burgemeester en Wet-
van 23 Juli 1934
geiet op de artikelen 37 en 39 der Woning-
Qelet
houders
Mede
wet
I. Y'oor zooveel noodig onder intrekking van her-
ziening XVII van het uitbreidingsplan, vastgesteld bij
zijn besluit van 9 September 1920, no. 47, goedge-
keurd door Gedeputeerde Staten van Noordholland bij
besluit van 26 Januari 1921, no. 79, voor de terreinen
begren.sd door de Oostzijde van den Bronsteeweg, de
Crayenestervaart, het Spaarne en de Bronsteevaart een
uitbreidingsplan vast te stellen, overeenkomstig de bij
dit besluit behoorende teekening, aangeduid met her-
ziening XVIIa van het uitbreidingsplan met de daarbij
behoorende toelichtende beschrijving.
II. Voor de terreinen, begrepen in het sub I vast-
gestelde uitbreidingsplan de navolgende bebouwings-
voorschriften vast te stellen:
Wanneer de grenzen der wegen niet met de voor-
gevelrooilijnen samenvallen, moet de daartusschen ge-
legen grond, ter plaatse waar gebouwen zijn opgericht
en in gebruik genomen, als voortuin worden gebezigd
en als zoodanig in ordelijken staat worden gehouden.
Het in het eerste lid bedoelde terrein moet van den
weg zijn afgescheiden, door middel van een afschei-
ding, waarvan de hoogte niet minder dan 0.6G M. en
niet meer dan 1.20 M. mag bedragen.