15 November 1934.
en daarna hetgeen meer bedraagt dan zijn militaire be-
looning.
2. Het eerste lid is eerst van toepassing, nadat de
militair, hetzij vöör, hetzij gedurende de buitengewone
omstandigheden een werkelijken dienst van 5^ maand
of, indien hij eene eerste oefening van korteren duur te
vervullen had, deze oefening heeft volbracht.
3. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet:
a. ten aanzien van de buitengewane dienstplichtigen,
die eerst in werkelijken dienst behoeven te komen na het
jaar der lichting, waartoe zij behooren of naar hun
ïeeftijd gerekend kunnen worden te behooren;
b. voor de vrijwilligers van den landstorm, die
hetzij een rang bekleeden, hetzij het bewijs van voor-
geoefendheid hebben verworven.
Artikel 25.
Op den ambtenaar, die în tijdelijken dienst is aange-
steld, zijn de bepalingen, vervat in de artikelen 22, 23
en 24, slechts van toepassing tot en met den dag, waarop
de burgerlijke betrekking zou zijn beëindigd, indien hij
daaraan niet door den militairen dienst zou zijn ont-
trokken.
Artikel 26.
1. Onverminderd het bepaalde in art. 32, -geniet de
ambtenaar, die wegens ziekte of ongeva! verhinderd is
zijn dienst te verrichten, gedurende de maand, waarin
de arbeid is opgegeven, de volle bezoldiging en vervol-
gens:
a. voor zoover het betreft een ambtenaar in vasten
dienst, met een werkelijken diensttijd van 10 jaren of
lcorter, gedurende 12 maanden de volle bezoldiging en
gedurende de daaropvolgende 12 maanden 2/3 gedeelten
van zij.ne bezoldiging;
b. voor zoover het betreft een ambtenaar in vasten
dienst, met een werkelijken diensttijd van meer dan 10
jaren, gedurende 18 maanden de volle bezoldiging en
gedurende de daarop volgende 18 maanden 2/3 gedeel-
ten van zijne bezoldiging.
c. voor zoover het betreft een ambtenaar in tijde-
lijken dienst, gedurende 6 maanden de volle bezoidiging
en gedurende de daarop volgende 6 maanden 2/3 ge-
deelten van zij.ne bezoldiging.
2. Na het verstrijken van den termijn, waarover voor