15 November 1934.
het laatst 2/3 gedeelten van de bezoldiging werden ge-
noten, wordt de bezoldiging voor de helft uitbetaald.
3. Wanneer de ziekte of het ongeval van den ambte-
naar is ontstaan in verband met zijne dienstbetrekking,
geniet hij gedurende den tijd, dat hij verhinderd is zijn
dienst te verrîchten, de volle bezoldiging.
4. Geniet de ambtenaar krachtens wettelîjk voorge-
schreven of onverplicht door de gemeente gesloten ver-
zekering een geldelijke uitkeerîng terzake van een onge-
va!, hem in verband met de uitoefening van zijn ambt in
dienst der gemeenie overkomen, dan zal op zijne be-
zoldiging deswege inhouding plaats vinden, echter ten
hoogste tot het bedrag van de uitkeertng.
5. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd in bij-
zondere gevallen van den regel in het vorige lid vermeld
af te wijken.
Artîkel 27.
1. Bîj ziekte geschiedt de uitbetaling van de bezol-
diging alleen dan, wanneer vooraf eene verklaring van
den daartoe aangewezen arts is overgelegd, waaruit
blijkt, dat de patient niet in staat is zijn werk te ver-
richten.
2. Door de ambtenaren, die toestemming hebben om
buiten de gemeente te wonen, zullen de extra kosten,
verbonden aan het zich begeven van den daartoe aan-
gewezen arts buiten deze gemeente, zelf moeten worden
gedragen.
Artikel 28.
Voor hem, die na ziekte zijn dienst hervat heeft en
binnen dertig dagen wed'erom door ziekte verhinderd
5s zijn dienst te vervullen, wordt de tweede ziekte aan-
gemerkt als een voortzetting van de eerste, tenzij op
gron-d van de verklaring van den daartoe aangewezen
arts kan worden aangenomen, dat de tweede ziekte in
geen verband staat met of niet een gevolg is van de
eerste ziekte.
Artikel 29.
1. Den ambtenaar, van wien op grond van den uit-
slag van een geneeskundig onderzoek blijkt, dat dienst-
hervatting is uitgesloten, terwijl hij door den Pensioen-
raad nog wel geschikt geacht wordt zijn werkzaam-