103
15 November 1934.
15
durende de volgende drie maanden 75 ten honderd en
daarna 50 ten honderd van de laatstelijk door hem ge-
noten wedde.
2. Den ambtenaar, die op den dag van zijn ontslag
den 50-jarigen leeftijd heeft bereikt, wordt het wacht-
geld uitgekeerd, totdat hij recht op pensioen kan doen
gelden.
3. De op wachtgeld gesteide, die op den dag van
ontslag kostwinner was van een gezin, doch na het ont-
slag die hoedanigheid verliest, wordt voor den verderen
duur van het hem toegekende wachtgeld behandeld op
den voet als in het eerste lid ten aanzien van niet-kost-
winners is bepaald.
Artikel 38.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, öp
verzoek van en na verkregen overeenstemming met den
belanghebbende, het bij dit reglement vastgestelde wacht-
geld te vervangen door eene uitkeering ineens, of door
het treffen van eene bijzondere regeling.
Artikel 39.
Onder diensttijd wordt voor de toepassing van deze
regeling verstaan de aan het ontslag voorafgaande tijd,
die in aanmerking komt voor pensioen.
Artikel 40.
Onder laatstelijk genoten wedde wordt verstaan de
bezoldiging, die in de verlaten betrekking op den dag
vöör het ontslag werd genoten met inbegrip eventueel
van zoodanige toelagen, als bij de berekening van den
pensioensgrondslag in aanmerking komen.
Artikel 41.
1. Het wachtgeld wordt verminderd met het geheel
of een deel van het bedrag, dat de betrokkene geniet
uit ar'oeid of bedrijf, na den ingang van- het wachtgeld
ter hand genomen, met dien verstande, dat het bedrag
van het alsdan genoten wachtgeld, gevoegd bij boven-
bedoelde inkomsten uit arbeid of bedrijf, mag niet dalen
beneden de laatstelijk genoten bezoldiging.
2. De betrokken ambtenaar is binnen een door Bur-
gemeester en Wethouders te stellen termijn en zoo vaak