13 December 1934
264
zal blijken te liggen. Op ziclrzelf is daar natuurlijk
mets tegen, maar het is duidelijk, dat het in hooge
mate abnormaal is, aan dat bedrag nog een Iiaive ton
uit 1933 toe te voegen. Dat zou goed zijn, als het de
bevolking financieei voor den wind ging, maar het kan
niet door den beugel, nu iedereen met fellen tegen-
wind te kampen heeft. Nu is het bovenal de taak van
het Gemeentebestuur, om al het mogelijke te doen,
orn de kosten van het levensonderhoud te doen dalen.
Doch, uit niets blijkt, dat Burgemeester en Wethoudeis
van deze noodzakelijkheid doordrongen zijn. Het ge-
heele streven van het College op dit punt heeft zich
bepaald tot een verlaging van de salarissen van het
gemeente-personeel en meer niet. Men beroept zich
om het tegendeel te bewijzen, thans op twee punten,
de gasprijsverlaging en de verlaging van de huur der
vereemgmgswoningen. Op dit iaatste komt spreker bij
dat hootdstuk nog wel terug. Uit de toelichting bij de
begrooting blijkt duidelijk, dat de gasprijsverlaging
slechts wordt ingegeven door concurrentie-overwegin-
gen met petroleunr. Waar die overwegingen niet gol-
den bij de electriciteit, achten Burgenreester en Wet-
houders voor verlaging geen termen aanwezig. Van
de dwingende noodzaak, om na de geforceerde loon-
dalingen over de geheele linie, nu ook de kosten van
het levensonderhoud te lrelpen verlagen, beseft het
CoIIege bijna niet. Dat blijkt ook uit de lauwheid
inzake de conversie. Dit besef is gelukkig wel aan -
wezig b;j den heer Van der Erf, die namens zijn
fractie op lagere tarieven aandrong. Daaroin zal de
Raad lret duidelijk hebben uit te spreken, dat groote
plotselinge belastingverhoogingen zonder uiterste nood-
zaak afgewezen worden en spreker acht dit van zoo-
veel be'ang, dat voor hem daarbij de vraag, of de
toch nog benoodigde gelden in de eerste plaats uit de
personeele belasting, dan wel uit de inkoinsten- of
de vernrogensbelasting moeten komen in de gegeven
omstandigheden van secundair belang wordt. Overi-
gens, zegt spreker, zal hij bij de onderscheidene pos-
ten der begrootingen nog enkele opmerkingen maken.
De heer Andretsch zegt, dat waar deze beschouwin-
gen zich hoofdzakelijk bewegen rond het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, ten aanzien van de op-
centen op de personeele belasting, hij zou willen op-
merken, dat het voorstel van de financieele comnrissie
wel zeer aanvaardbaar lijkt, doch dat hij het met
Burgemeester en Wethouders eens is, dit voorstel