13 December 1934
297
De Voorzitter vindt het niet noodig voor de be-
sprekingen, dit te vermelden.
De heer Van der Linden weet, dat het betreffende
schoolbestuur alie mogelijke moeite heeft gedaan om
tot verlaging der rente te kotnen, hetgeen echter niet
mogelijk is gebleken, omdat de beleggers daartoe nie.t
bereid waren. Spreker wijst er op, dat niet alleen
rechts georiënteerden, doch ook anderen aan deze
leening hebben deeigenomen. Daar komt nog bij, dat
het schoolbestuur er jaarlijks zelf f 2000.— bijlegt.
De betreffende leening is niet alleen aangegaan voor
de bewaarschool, doclr ook voor een gymnastieklokaal.
Wordt de rentevergoeding verminderd, dan zal dit
noodwendig tot gevolg hebben, dat het schoolgeld
verhoogd zal moeten worden. AIs' de gemeente de
leening voor haar rekening neemt, dan zou alles op-
gelost zijn. Spreker weet niet of het Kerkbestuur in
staat is de ieening af te lossen, zonder dat dit kosten
met zich brengt.
De heer Van der Erf vindt den voorgesteiden
maatregel te drastisch. Men stelt daardoor het bestuur
voor het feit met minder te moeten toekomen. Het is
ailemaal best dat het bestuur minder ontvangt, maar
dit moet dan toch de gelden ergens anders vinden om
de beleggers te betalen.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethou-
ders met blijdschap hebben kennis genomen van het
feit, dat 2 groepen er in geslaagd zijn de rente te
veriagen. Het is gebleken, dat de 3e groep daartoe
nog niet kon overgaan, omdat in het geleende bedrag
ook gelden zijn opgenomen voor andere eigendotnmen.
De Raad moet echter vertrouwen hebben in de po-
gingen die zijn aangewend. Burgemeester en Wethou-
ders zullen op het betreffende bestuur nog meerdrang
uitoefenen. Den voorgestelden radicalen maatregel vindt
spreker te ver gaan. Het door den heer Disselkoen
opgemerkte. om de geiden door de gemeente tegen
4 pCt. beschikbaar te stellen, moet spreker zeer ont-
raden, omdat hij daarin groote moeilijkheden voor de
toekomst ziet.
De heer Van Unen meent, dat, waar twee besturen
ondanks moeilijkheden, hun best gedaan hebben tot
een lagere rente te komen en daarin ook geslaagd
zijn, het andere noodwendig moet volgen.
De Voorzitter meent, dat het beter is met zekeren
drang gedaan te krijgen dat de besturen vrijwillig tot
verlaging der rente overgaan. Als hierop door Burge-