13 December 1934
304
het einde van zijn wijsheid. Met dit systeem komen
de werkioozen niet boven de grens van liet bestaans-
minimum. Als men dit echter met ziin opvatting kan
overeenbrengen dan moet men dat zelf maar weten.
AIs op deze wijze wordt voortgegaan, zullen de werk-
loozen nog jarenlang te weinig ontvangen. Volgens
liet oude systeem kwamen zij nu en dan nog eens
op adem. Als de Raad echter meent dat op den ouden
voet moet worden doorgegaan, dan kan spreker niet
anders zeggen dan dat zulks hem spijt en hij zijn
handen in onschuld wascht.
De heer Van der Erf zegt, dat hij aan de eene
zijde tevreden is over de steunregeling, aan de andere
zijde voelt hij ook wel dat de werkloozen nu nooit
boven het bestaansminimum uitkomen. Spreker zou
den heer Disselkoen dan ook wiilen vragen of hij bij
het door hem voorgestane systeem kan aantoonen, dat
de werkloozen eenigszins beduidend beter worden.
Spreker zou alleen dan voor een ander systeem kun-
nen voelen, als alle werkloozen er financieel mede
gebaat zijn.
De heer Disselkoen merkt op, dat de heer Van der
Erf het antwcord op zijn vraag in de in de nota ge-
geven becijfering kan vinden.
De hcer Dr. Droog, Wethouder, wijst er nog op,
dat de tegenwoordige manier van tewerkstelling ook
beter voor de gemeente is. De werkloozen hebben nu
allemaal evenveel werk. Men is tevreden en verdient een
betrekkelijk hoog uurloon, terwijl het werk meer gelijk"
wordt verdeeld.
Volgnc. 557. „Onvoorzier.e Uiigaven".
De Voorzitier deelt mede, dat deze post nog zal
worden bijgewerkt, in verband met in de begrooting
aangebrachte wijzigingen,
Hoofdstuk IV. „Volksgezondkeid"
De heer Disselkoen zegt, bij dit hoofdstuk nog graag
iets te willen zeggen over de woninghuren. Reeds bij
de behandeling van de begrooting voor het dienstjaar
1933 is van verschillende zijden de wenschelijkheid
betoogd om tot verlaging van de woninghuren te ge-
raken. De Wethouder heeft toen gezegd, dat hij op
den Minister wachtte. Doch nu zijn wij nog niet ver-
der, zegt spreker, hoewel de Minister klaar is geko-