11
31 Januari 1935.
STEUN WONINGBOUWVEREENIGING
„HET OUDE POSTHUIS".
Aan den Raad.
In Uvve Vergadering van 15 December 1932 deden
wij U eenige mededeelingen over de financieele moei-
lijkheden, die zich voordeden bij de exploitatie van
de 22 woningen van de R.K. Midder.sfandswoning-
bouwvereeniging „Het Oude Posthuis' alhier.
Met Uwe medewcrking werd toen het plan van af-
iossing voor de tweede hypothecaire leening gewij-
zigd, tengevolge waarvan in 1933 een nagenoeg
sluitende rekening werd verkregen.
In 1934 werd de toestand echter steeds ongunstiger
omdat de huren van iniddenstandswoningen zich in
verder dalende lijn bewogen, tengevolge waarvan reeds
geruimen tijd 5 huizen leegstaan. De moeilijkheid van
het weder verliuren der leegstaande huizen wordt nog
verhoogd door het gemis van geldmiddelen voor het
in orde brengen der woningen, waarvoor de vereeni-
ging een bedrag van plm. f 4000.noodig acht.
De voortdurende verliezen op de exploitatie zonden
tengevolge hebben, dat voornoemde bouwvereeniging
binnen afzienbaren tijd niet meer in staat zou zijn aan
haar verplichtingen te voldoen, tengevolge waarvan
onze gemeente als borg voor de eerste en tweede
hypotheek zou worden aangesproken.
Dit gaf ons aanleiding te overwegen welke niaat-
regeien hiertegen zouden kunnen worden genomen.
Slechts twee middelen staan aan de gemeente ten
dienste, öf tot likwidatie over te gaan öf te trachten
de exploitatie voort te zetten op de voordeeligste
wijze.
Na berekening van de vermoedelijke verliezen bij
executoriaien verkoop, kwam het ons niet wenschelijk
voor hiertoe over te gaan, zoodat wij nader liebben
overwogen op welke wijze de vereeniging kan wor-
den geëxploiteerd.
Wij hebben een berekening gemaakt van de lasten,
wanneer aan de vereeniging een geldleening zou
worden verstrekt van plm. f 159.000.—tegen een
rente van 4 pCt., waardoor deze vereeniging in staat
zou worden gesteld de thans Ioopende hypothecaire
leeningen af te lossen en de woningen in een staat te
brengen waardoor verhuring vrij zeker gewaarborgd is.
Daarbij zijn wij uitgegaan van de gedachte, dat de
afschrijvingsduur voor de gebouwen zou worden ge-
steld op 75 jaren. De gebouwen bestaan op het eind