28 Msart 1935.
59
zij hebben om een sluitende begrooting te krijgen.
Bovendien, zegt spreker, kosten de bijzondere scholen
toch niet meer dan de openbare. Hij ziet niet in,
waarom men zicli tegen deze aunvrage zou verzetten.
De heer Attema is ook niet voor het onnoodig uit-
geven vau geld. Spreker acht het echter in het belang
van Iiet onderwijs noodzakelijk, onr deze gelden toe
te staan. De kinderen kunnen op die speelplaats haast
niet vertoeven.
De Voorzitter wii even opmerken, dat naar de mee-
ning van Burgemeester en Wethouders deze aanvrage
volkomen past bij artikel 72 der Lager Onderwijswet.
Men heeft gezegd, dat de wet hier niet van toepassing
is, omdat dit terrein niet bepaaldelijk voor lichamelijke
oefening wordt gebruikt. Bij Koninklijk Besluit van
4 Januari 1929 werd verandering van inrichting van
een schoolterrein uitdrukkelijk gerekend te vallen onder
artikel 72 der Lager Onderwijswet, buiten beschouwing
gelaten de vraag of het schoolterrein voor het onder-
wijs in lichameiijke oefening is bestemd. Verder is
opgemerkt, dat deze aanvrage gaat boven de normale
eischen. Daarover valt langen tijd te praten. Indien
men dit speelterrein echter heeft gezien, kan men niet
volhouden, dat het aan minimum eischen van een be-
hoorlijke speelplaats voldoet. 's-Zomers is het terrein
stoffig en 's-winters drassig. Herhaaldelijk is er grint
opgebracht, waardoor het nu een groote korrelige
massa is geworden, hetgeen voor de kinderen, ook
uit hygiênisch oogpunt, veel bezwaren oplevert. Spre-
ker zegt, dat deze school de eenige is, die geen
betegelde speelplaats heeft. Burgemeester en Wethou-
ders achten het dan ook een normalen eisch, dat deze
speelplaats wordt betegeld. Dagelijks verblijft daar een
groot aantal kinderen en die kunnen niet allemaal op
het betegelde gedeelte worden gedrongen. Ook econo-
inisch is het beter te verantwoorden om die speelplaats
nu maar voor goed in orde te brengen dan om jaar-
lijks een uitgave voor begrinten te doen. Misschien
had men er beter eerder toe over kunnen gaan, doch
men kent het spreekwoord „beter ten halve gekeerd,
dan ten heele gedwaald".
De heer Disselkoen zegt, dat de heer Van der Lm-
den er zoo juist op heeft gewezen, dat men bij den
bouw van de school zuinig is geweest, doch dat wil
toch, naar spreker hoopt, niet zeggen, dat men zich
op het standpunt plaatst, dat die zuinigheid nu met
meer noodig is. Het ontroerende verhaal over kapotte