27 Juni 1935
101
planten gekregen, omdat aldaar plantsoenen in werk-
verschaffing worden aangelegd.
Mevrouw Venhuizen merkt op, dat Apeldoorn en
andere gemeenten die aanbieding graag hebben aan-
genomen. Spreekster vindt het niet juist, dat de plant-
soenen-commissie niet met deze circulaire in kennis
is gesteld en stelt den Wethouder Dr. Droog en den
adviseur voor de plantsoenen in gebreke.
De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt, dat, nadat
Mevrouw Venhuizen hetn over deze circulaire heeft
opgebeld, hij den heer Bleeker opdracht heeft gegeven,
hierover informaties in te winnen. De heer Bleeker
heeft hern toen laten weten, dat de gemeente Heemstede
hiervoor zeker niet in aanmerking zou komen.
De heer Disselkoen vindt het eigenaardig, dat de
Plantsoenen-commissie wel gekend wordt in een ver-
zoek tot het doen rooien van een of anderen half
dooden boom, doch dat zij niet gekend wordt over
een gratis aanbieding van rhododendrons. Er blijkt
geen geld te zijn voor het beplanten van het plantsoen
op het Adr. van Ostadeplein, waar anderhalve dahlia-
knol iri staat, terwijl men deze gratis aanbieding negeert.
Niet de adviseur, doch de plantsoenendienst, zegt
spreker, had bij de Sierteelt Centrale moeten infor-
meeren.
De heer Dr. DroogWethouder, zegt, dat de advi-
seur voor de plantsoenen overal komt en goed geïn-
formeerd is. Spreker heeft deze zaak geenszins met
opzet buiten de Commissie gelaten. Hij zag in deze
aanbieding echter geen voordeel voor de gemeente.
De planten moeten immers eerst vervoerd worden en
daarna geplant, bernest en onderhouden. Dat kost toch
geld. zegt spreker en de plantsoenen moeten nu een-
maal met een bepaalde som toekomen.
De heer Van Unen had het ook wel juister gevon-
den, indien Burgemeester en Wethouders rechtstreeks
over deze circulaire inlichtingen hadden ingewonnen
en dit niet aan den adviseur hadden overgelaten. Op
deze wijze wordt de adviseur voor de plantsoenen
feitelijk de Directeur.
De heer Kwak merkt op, dat hier gesproken wordt
over een circulaire, die de Raad niet eens kent.
Mevrouw Venhuizen zegt, dat zij toch met feiten is
gekomen.
De heer Dr. Droog, Wethouder, ontkent dit.
De heer Rijkes zegt, dat het wellicht nog wel mo-