113
20 December 1935.
IV. De gemeente zal bevoegd zijn te allen tijde
over te gaan tot geheele of gedeeitelijke vervroegde
aflossing van de hoofdsom of het eventueel restant
daarvan, mits minstens drie maanden tevoren opzeg-
ging zij geschied; indien van deze bevoegdheid wordt
gebruik gemaakt vöör 1 Januari 1941, zal tegelijk met
de aflossing door de gemeente een vergoeding ver-
schuldigd zijn van 1 pCt. over het vervroegd afgeloste
bedrag.
V. De gemsente verbindt zich om over het nomi-
nale bedrag der leening, of het onafgeloste gedeelte
daarvan, een rente te betalen, berekend tegen vier en
één vierde ten honderd per jaar. De rente zal be-
taaibaar zijn in halfjaarlijksche termijnen op den 30en
Juni en 31 en December van ieder jaar, voor het
eerst op 30 Juni 1936 en alsdan over het tijdvak van
den dag der stcrting der gelden door het Algemeen
Mijnwerkersfonds af tot en met den 30 Juni 1936.
VI. Alle betalingen van reite en aflossing zullen
m aeten geschieden in gangbare Nederlandsche nrunt
of bankpapier, ten hooldkantore van het Algemeene
Mijnwerkersfonds teHeerlen, dan wel door storting bij
een door het Algemeen Mijnwerkersfonds aan te wij-
zen bankinstelling, zonder storting of schuldvergelij-
king.
VII. Indien eenige betaling van rente en aflossing
niet geschied is binnen 8 dagen na den vervaldag, zal
de geheele schuld terstond opeischbaar zijn. Bovendien
zal alsdan door de gemeente een dadelijk opeischbare
boete verschuldigd zijn van 1 ten honderd over het
op den vervaldag verschenen bedrag, voor iedere in-
gegane maand verzuim, berekend va'n den vervaldag af.
VIII. De gemeente zal in gebreke zijn door het
cnkel verloop van de in deze overeenkomst gestelde
termijnen of het enkele feit der overtreding, zonder
dat voor de ingebrekestelling eenig bevel of andcre
soortgelijke akte zal noodig zijn.
IX. Belastingen, welke van de aflossingen of rente
dezer leening mochten worden geheven, komen ten
laste van de gemeente.