9
27 Februari 1935
III. De gemeente verbindt zicli, de leening pari
af te lossen in 29 jaren en wel:
in de iaren 1937 tot en met 1950 telkens
f 5500,- f 77.000,-
in liet jaar 1951 4.000,
in de jaren 1952 tot en met 1953 telkens
f 3500, 7.000,—
in de jaren 1954 tot en met 1965 telkens
f 1000,— 12.000,-
Totaal f 100.000,—
Vervroegde of versterkte aflossing zal, na ten min-
ste drie maanden tevoren gedane schriltelijke waar-
schuwing, te allen tijde pari mogelijk zijn.
Indien de gemeente van hare bevoegdheid hierboven
vermeld, gebruik maakt vôôr 20 Maart 1941, zal Zîj
aan de Maatschappij eene boete verschuldigd zijn van
1 pCt. over het bedrag dat zij aflost boven het hier-
voren bepaalde. De sommen welke op deze wijze
worden terugbetaald, worden afgeschreven van de
laatsle termijnen der periodieke aflossingen.
Alle aflossingen moeten worden voldaan op 1 April
van elk jaar. voor het eerst op 1 April 1937.
IV. De gemeente verbindt zich om over het onaf-
geloste nominale bedrag der leening aan de Maat-
schappij eene rente te voldoen. berekend tegen 4 pCt.
per jaar, vervallende in twee termijnen, op den l#n
April en den len October van elk jaar, voor het eerst
cp 1 October 1936 over het tijdvak van 20 Maart
1936 tot 1 October 1935.
V. Mocht de geineente langer dan acht dagen na
den daarvoor bepaalden tijJ nalatig zijn in de betaling
van eene voor allossing of rente verschuldigde som,
dan zal door haar over het bedrag daarvan eene ver-
goeding verschuldigd zijn, berekend tegen 2/3 pCt. per
maand, eene ingetredene als een volle berekend en
wordt al het verschuldigde terstond en ineens opvor-
derbaar.
Dit zal cok het geval zijn, wanneer de gemeente
mocht hebben nagelaten de in eenig dienstjaar te ver-
sc ijnen aflossing en rente op deze leening ten volle
te brengen op de begiooting van dat jaar. Zij zal in
gebreke zijn door het enkel verloop van den bepaal-
den termijn, zonder ingebrekestelling.
De Maatschappij blijft daarenboven geheel vrij, in-
dien eene voor eenige rente of aflossing verschuldigde