11 27 Februari 1936 6 personeel, gebaseerd voor 1935 op 90 en voor 1936 op 80 van de netto-wedde op 31 December 1934. Deze percentages hielden verband met de bedragen, waarop wedden en loonen uiteindelijk zouden worden bepaald. In dit verband meenen wij de aandacht te mogen vestigen op een gedeelte van conclusie 27 van het Rap- port-Schouten, welke conclusie speciaal betrekking heeft op de garantietoelage. Uit deze conclusie blijkt, dat de Regeering tegen verlaging met 10 geen bezwaar heeft, doch dab wanneer gehuwde ambtenaren met meer dan 20 teruggaan, te overwegen is of voor deze ambte- naren niet eene afzonderlijke overgangsbepaling in het leven behoort te worden geroepen. In het laatste gedeelte der conclusie wordt vermeld, dat indien b.v. op de salarissen na 1 Jariuari 1932 reeds min of meer belang- rijke kortingen hebben plaats gehad, er reden kan zijn mildere overgangsbepalingen te treffen dan voor het geval de betrokken ambtenaren nog weinig of geen salariskorting hebben ondergaan. Wij meenen dat er alle reden is deze bepaling voor het politiepersoneel toe te passen. Tengevolge van maatregelen der Regeering moet voor dit personeel een aanmerkelijk grootere ver^- laging worden toegepast dan 20 De nominale bezoldigingen dalen voor den inspecteur van 5000 tot f 3900 de hoofdagenten 2900 2250 de agenten le klasse „2550 „1900 de agenten 2e klasse „2500 „1800 Bovendien heeft echter verhaal van pensioensbijdragen plaats tot het maximum toegelaten percentage. Aan- vankelijk werd dit verhaal niet toegepast, zoodat de imperatieve invoering hiervan voor het personeel een verlaging met 10% beteekende, welke is ingegaan op 1 Juli 1934. De tijdelijke korting is toen buiten werking gesteld. Van 1 Januari 1935 af heeft gegolden de wedde- regeling volgens de verordening van 15 November 1934, hetgeen weder een verlaging met 10 beteekende. Als een gevolg van de vaststeiling der in artikel 3 genoemde salarissen zullen nog meer belangrijke verlagingen moeten worden toegepast. In verband daarmede achten wij er alleszins termen voor aanwezig de verdere ver- lagingen meer geleidelijk in te voeren en meenen wij dat dit beperkt moet blijven tot telkens ten hoogste 5 In artikel 50 hebben wij dit geregeld voor het tijdvak 1 Januari tot 1 April 1936. Over dit tijdvak zal de toe- passing der 85 garantie in hoofdzaak ibetrekking hebben op enkele agenten, welke na 1 Januari 1934 in

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1936 | | pagina 31