11
27 Februari 1936
7
2. Deze vergoeding wordt beperkt tot hetgeen wer-
kelijk met inachtneming van redelijke zuinigheid moest
worden uitgegeven.
Artikel 15.
Bij aanstelling, bevordering, weddeverhooging en ont-
slag, benevens bij uitbetaling der wedde, worden den
ambtenaar daarvoor geen kosten in rekening gebracht.
Artikel. 16.
1. De ambtenaar heeft recht op zijne bezoldiging tot
den dag van ingang van het ontslag uit zij-n ambt of
tet en nret den dag van overlijden. Is de b'ezoldiging
Teeds tot een lateren dag uitbetaald, dan wordt het
meerdere verrekend met de sorn, in de volgende lederr
bedoeld.
2. Overlijdt een anrbtenaar, die geen weduwe of kin-
deren, jonger dan 18 jaren achterlaat en niet is kost-
winner voor zijn ouders of voor zijn broers of zusters,
jonger dan 18 jaren, dan wordt aan den rechthebbende
eene uitkeering gegeven, gelijk aan de wedde van den
overléden ambtenaar over een tijdvak van 14 dagen.
3. Overlijdt een ambtenaar, die een weduwe of kin-
deren jonger dan 18 jaar achterlaat, of kostwinner is
voor zijn ouders, of voor zijn broers of zusters, jonger
dan 18 jaren, dan wordt aan dezé een uitkeering gegeven
tot een bedrag, gelijk aan de wedde van den overleden
ambtenaar over een tijdvak van drie maanden.
4. Bij overlijden van een ambtenaar, die tijdelijk is
aangesteld en die een weduwe of kinderen jonger dan
18 jaren achterlaat, of lcostwinner is voor zijn ouders,
of voor zijn broers of zusters jonger dan 18 jaren, wordt
aan deze eene uitkeering gegeven, gelijk aan de wedde
o/er de helft van het aantal volle weken, dat de ambte-
■naar laatstelijk in onafgebroken dienst der gemcente is
geweest, met een minimum van 4 weken en een maxi-
mum van drie maanden.
Artikel 17.
1. Wanneer ontslag op grond van ongeschiktheid
anders dan tengevolge van ziekten of gebrekcn plaats
heeft, kunnen Burgemeester en Wethouders een naar
billijkheid te bepalen vergoedi-ng toekennen, hetzij als
som ineens, hetzij als periodiek uit te keeren bedrag.