11
27 Februari 1936
11
kortcr, gedurende 12 maanden de volle bezoldiging en
gedurende de daaropvolgende 12 maanden 2/3 gedeelten
van zij.ne bezoldiging;
b. voor zoover het betreît een ambtenaar in vasten
dienst, met een werkelijken diensttijd van meer dan 10
jaren, gedurende 18 maanden de volle bezoldiging en
gedurende de daarop volgende 18 maanden 2/3 gedeel-
ten van zijne bezoldiging.
c. voor zoover het betreft een ambtenaar in tijde-
lijken dienst, gedurende 6 maanden de volle bezoldiging
en gedurende de daarop volgende 6 maanden 2/3 ge-
deelten van zij.ne bezoldiging!
2. Na het verstrijken van den termijn, waarover voor
het laatst 2/3 gedeelten van de bezoldiging werden ge-
noten, wordt de bezoldiging voor de helft uitbetaald.
3. Wanneer de ziekte of het ongeval van den ambte-
naar is ontstaan in verband met zijne dienstbetrekking,
geniet hij gedurende den tijd, dat hij verhinderd is zijn
dienst te verrichten, de volle bezoldiging.
4. Geniet de ambtenaar krachtens wettelijk voorge-
schreven of onverplicht door de gemeente gesloten ver-
zekering een geldelijke uitkeering terzake van een onge-
val, hem in verband met de uitoefening van zijn ambt in
dienst der gemeente overkomen, dan zal op zijne be-
zoldiging deswege inhouding plaats vinden, echter ten
hoogste tot het bedrag van de uitkeering.
5. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd in bij-
zondere gevallen van den regel in het vorige lid vermeld
af te wijken.
Artikel 27.
1. Bij ziekte geschiedt de uitbetaling van de bezol-
diging alleen dan, wanneer vooraf eene verklaring van
den daartoe aangewezen arts is overgelegd, waaruit
blijkt, dat de patient niet in staat is zijn werk te ver-
richten.
2. Door de ambtenaren, die toestemming hebben om
buiten de gemeente te wonen, zullen de extra kosten,
verbonden aan het zich begeven van den daartoe aan-
gewezen arts buiten deze gemeente, zelf moeten worden
gedragen.
Artikel 28.
Voor hem, dre na ziekte zijn dienst hervat heeft en
binnen dertig dagen wederom door ziekte verhinderd