27 Februari 1936 39 zou hij willen vernemen, oî de Commissie van Overleg met dit amendement kan meegaan. Indien zulks niet het geval is, dan zal spr. den heer de Tello niet kunnen volgen. De heer Van Unen meent het voorstel van Burge- ineester en Wethouders te msoeten steunen. Er zijn nu eenmaal zaken, -die in Den Haag worden geregeld en de motieven, die daartoe geleid hebben ten aanzien van de salarissen van de politie, heeft de Raad te aanvaar- den. Spr. kan zich dan ook niet opwekken, om tegen deze voordracht te stemmen. Wetende, wat de regeering wil, gaat spr. dan ook niet op de mérites hiervan in. De heer Mr. von Meyenfeldt zegt, dat de Raad tegen- over deze zaken anders staat dan vroeger. Vroeger was het mogelijk, om de regeering tot andere gedachten te brengen, thans is zulks niet meer mogelijk. Aangezien opponeeren tegen de wet geen kracht heeft, zal spr. zich met dit voorstel yereenigen. De heer Voors is van meening, dat de Raad met deze zaak thans het eindstation heeft bereikt. De Raad heeft duidelijk laten blijken, in dit opzicht een andere meening te hebben dan de Minister. Nu er geen ander resultaat ïs te veiwachten, en nu blijkt, dat het zoo moet, als de Regeering wil, acht spr. het beneden de waardigheid van den Raad, om dit voorstel te verwerpen. Er is zeker sprake geweest van een groote activiteit van Burgemees- ter en Wethouders om te bereiken, wat mogelijk was. Wat hier thans van den Raad gevraagd wordt, is het resultaat van rustig zoeken en streven naar wat mogelijk, wehicht niet naar wat wenschelijk is. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders het ten zeerste betreuren, dat zij dit moeten doen. Spr. heeft zeer piinlijke oogenblikken moeten doormaken, om tot dit resultaat te komen. De groote lijdensgeschiedenis rnet alle correspondentie en alle conferenties, die daar- mede samenhangen, zal spr. maar niet meer ophalen. Zij is voldoende bekend. Erkentelijk is spr. voor de woorden van den heer Voors. De Raad heeft met het College van Burgemeester en Wethouders altijd ingezien, dat het politiepersoneel beter betaald moest worden, dan de Minister wilde. Nadat het Koninklijk Besluit van 9 De- cember 1935, waarbij de Raad werd aangemaand, om binnen een termijn van drie maanden, de jaarweclden voor de ambtenaren van politie te regelen als in dat Koninklijk Besluit is aangegeven, ziin weer besprekingen op het Departement gevoerd over bepaalde onderdeelen van de verordening. Van een terugkomen op dit Konink-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1936 | | pagina 27