27 Februari 1936
De heer Disselkoen noemt het zich niet opgeven
voor grondwerk geen volkomen maatstaf voor het niet
aanwezig zijn van jeugdige werkloozen. Ook de over-
wegingen, die voor de gewone werkloozen gelden
om zich aan te geven, n.l. de verplichting daartoe in
"°°P dat Z,J ai"beid krijgen en in verband met de
uifkeering, gelden met voor de jeugdige werkloozen.
bpreker heett nu echter gehoord dat er veel jeugdige
werkloozen zijn en ook heeft hij gehoord, dat er wei-
mg jeugdige werkloozen zijn. Een onderzoek hiernaar
is dus niet overbodig.
De heer Rijkes heeft altijd gehoord, dat de werk-
loozen hever werken dan steun ontvangen. In dit ver-
band frappe-erde hem de opmerking, dat de werkloozen
zich niet aanmelden, omdat zij het loon te laag vinden.
onderzoek naar den omvang der jeugdwerkloosheid
wordt bovendien ook sterk bemoeilijkt, zegt spreker
doordat de jeugdige werkloozen zich niet aanmelden.
e heer Van der Erf zegt, dat er grenzen zijn.
hoewel het m zijn algemeenheid waar blijtt, dat inen
liever werkt, dan steun trekt.
De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt, dat Burge-
meester en Wethouders niet ongenegen zijn, nog eens
na te gaan, hoeveel jeugdige werkloozen er zijn. De
groote vraag is echter wat men met ze moet doen.
De circulaire van den Minister, zegt spreker, geeft
niet veel hou-vast.
Steunregeling voor werkloozen.
tJ' RfPP°J' ,dd" 11 December 1935, van Burgemees-
f" Wethouders, omtrent de steunregeling voor de
werkloozen volgens de rijksvoorschriften, met advies
van de Commissie van Toezicht op het Agentschap
der Arbeidsbemiddeling, dd. 15 Februari 1936
De Voorzitter stelt voor de behandeling van dit
stuk nog even aan te houden.
De heei" Disselkoen is van meening, dat dit stuk nu
nog met moet worden behandeld, doch in verband met
de onzekerheid onder de werkloozen acht hij het wel
wenschehjk, dat het spoedig aan de orde wordt ge-
De 'îeer Meeuwenoord vraagt of van dit stuk dan
cen agendapunt wordt gemaakt.
De oorzitter antwoordt hierop bevestigend.
e behandeling van dit rapport wordt aangehouden.