43
30 Juni 1936
van den dag, waarop het wachtgeld of het pensioen
ingaat, tot het einde van het kwartaal.
Ingeval het door overlijden vervalt, zal de uitbeta-
ling plaats hebben tot het einde van het loopende
kwartaal.
Artikel 9.
Het recht op verschenen wachtgeld- of pensioen-
termijnen gaat verloren door verloop van één jaar na
den dag, waarop de betaüng gevorderd had kunnen
worden.
Artikel 10.
Van ieder der Wethouders wordt ten behoeve van
de pensioenaanspraken welke wij aan deze verordening
ontleenen, eene bijdrage geheven van 4l9 pCt. van
hunne jaarwedde. Deze bijdrage wordt bij elke uitbe-
taling van de wedde voor een evenredig gedeelte
daarop ingehouden.
Artikel 11.
Deze verordening verstaat onder Wethouders, zoo-
wel mannelijke als vrouwelijke Wethouders.
Artikel 12.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn
getreden op 1 April 1936. Met ingang van dezen datum
wordt geacht te zijn vervallen de verordening rege-
lende de pensionneering van de Wethouders, vastge-
steld bij raadsbesluit van 28 Januari 1932, no. 2,
gewijzigd bij raadsbesluit van 13 December 1934, no.
115, met dien verstande, dat deze voor de Wethouders,
die op 13 Juni 1935 het Wethouderschap bekleedden
en voor wie de bekleeding van dit ambt daarna niet
werkelijk is onderbroken, van kracht blijft voor zoover
die verordening in verband met de tijdsomstandigheden
niet zal worden gewijzigd.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van den 30
Juni 1936.
etaris,
De Voorzitter,