3 December 1936. moeten voeren om het gemeentebelang, waartoe zeer zeker de armenzorg behoort, behartigd te krijgen op een wijze, zooals dat bestuur, dat toch de vertegen- woordiging vormt van de bevolking, dat wenscht. Het feit alleen reeds, dat het gemeentebestuur niet onmid- dellijk in de belangen van de aan zijn zorgen toever- trouwde inwoners kau doen ingrijpen, geeft redenen tot het nemen van maatregelen, waardoor die moge- lijkheid wordt geschapen. Een reden temeer bestaat daartoe, wanneer zelfs na een zoo langdurige proce- dure, als bovenvermeld, de mogelijkheid bestaat, dat de wil van den Raad niet wordt uitgevoerd op een wijze, zooals duidelijk was te kennen gegeven. Deze laatste omstandigheid doet zich hier voor. Im- mers, Maatschappelijk Hulpbetoon heeft, na het door U genomen besluit, naar aanleiding van het rapport van de Commissie ad hoc, slechts een geringe wijzi- ging gebracht in de steunverleening van de groep personen, waarover het verschil van meening was ontstaan. Hoewel het bestuur van Maatschappelijk Hulpbetoon zich beroept op onbekendheid met den inhoud van het rapport van de Commissie ad hoc, meenen wij, dat, zoowel uit onzen brief van 29 Februari 1936, n°. 487, als uit al hetgeen in den Raad is gezegd, alsmede uit hetgeen aan de behandeling in den Raad is voorafgegaan, aan het bestuur toch wel moest blij- ken. dat de Raad méér verlangde dan een zoo simpele wijziging, ais nader gebleken door Maatschappelijk Hulpbetoon in de steunverleening der bepaalde groep is aangebracht. Het feit alleen reeds dat door U af- keuring werd uitgesproken over de handelwijze in de betreffende aangelegenheid, moest op zichzelf voldoende zijn geweest om over te gaan tot een volledige her- ziening van de gevolgde wijze van steunverleening. Bij twijfel hadden inlichtingen bij ons College kunnen worden ingewonnen. Dit alles is echter niet geschied. In dit verband meenen wij tevens nog eenige aan- dacht te nioeten schenken aan hetgeen een Uwer leden in de vergadering van 29 October j.l. van deze aangelegenheid heeft gezegd. Bedoeld lid erkent, dat met betrekking tot de hierboven bedoelde steunver- leening feitelijk alles bij het oude is gebleven, maar werpt tevens de vraag op: aan wie de schuld daar- van? Door deze erkenning bevestigt bedoeld raadslid

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1936 | | pagina 45