270 3 December 1936.
voor een zuinig, onpartijdig en nret grooten ijver ten>
uitvoer leggen van de staatstaak.
Mocht echter deze minderheid het vertrouwen in de
democratie hebben verloren en aanhanger zijn gewor-
den van één of andere Fascistische of Nationaal Soci-
alistische staatsleer, dat hij dat dan ronduit erkenne
en daaruit ook de noodzakelijke consequenties trekket
door uit dit democratisch Coilege te verdwijnen.
Als tweede en laatste argument voert de minderheid
van het College nog aan, dat het werk door Maat-
schappelijk Hulpbetoon thans goed wordt verrichtj
misverstanden behoeven niet meer gevreesd te wor-
den; waarom zich dan op het gladde ijs der bureau-
cratie gewaagd?
Op dezen minderwaardigen aanval op de ambtenaren,.
van wier grooten ijver ook deze minderheid van het
Col'ege dagelijks profiteert, wil spreker hier thans niet
verder ingaan. Spreker die zelf deel uitmaakt van
dezen ambtenaarsstand, die dus mede schuldig zou
staan aan die verfoeilijke bureaucratie, voelt zich niet
geroepen zijn mede-schuldigen hier tegen een derge-
lijke aantijging te verdedigen.
Het is hern voldoende, deze zienswijze van de min-
derheid van het College te hebben gesignaleerd en
aldus de waarde van de „argumenten" van die min-
derheid te hebben aangetoond.
Wanneer spreker zich dan thans zet tot het doen
van een keuze, tusschen de verschillende mogelijk-
heden voor het uitoefenen van de gemeentelijke armen-
zorg, dan zal het zonder meer duidelijk zijn, dat het
doen van die keuze hem niet moeilijk valt.
Het kan, zoo dunkt spreker, moeilijk anders of de
keuze moet, los van alle persoonlijke kwesties en ge-
voeligheden, vallen op de vierde mogelijkheid, het
uitoefenen van de armenzorg door Burgemeester en
Wethouders, als College.
Spreker zal dan ook met volle overtuiging stemmen
vöör het voorstel van den heer Disselkoen/
De heer Audretsch wil op de eerste plaats een
woord van dank bfengen aan Burgemeester en Wet-
houders voor hun uitvoerige toelichting. In verband
met de vraag, aan wien de schuld voor de houding
van Maatschappelijk Hulpbetoon, moet worden gegeven,
wil spreker verwijzen naar hetgeen te lezen staat op
ö**<T*Ktö>.