3 December 1936.
naren, die daarvoor betaald worden. In het algemeea
acht spreker het beter, om iets niet door de Overheid
te laten doen, wat particulieren kunnen doen. Dat er
menschen zijn, die werken zonder fouten te maken,
bestaat niet. Na hetgeen er nu zoo al omtrent de
kwestie van Maatschappelijk Hulpbetoon gezegd is,.
vertrouwt spreker wel, dat Maatschappelijk Hulpbetoon
al zijn krachten zal inzetten, om herhaling van het
gebeurde te voorkomen. Een kleine berisping heeft
soms meer effect dan een groote straf. Spreker gelooft
niet, dat het belang van de gemeente er mede gediend
is, indien deze menschen zoo maar aan den kant
worden gezet. Het zou zeer zeker van gebrek aan
waardeering voor het werk van Maatschappelijk Hulp-
betoon getuigen, indien deze menschen zoo maar
werden weggestuurd.
De heer Voors merkt op, dat in verschillende be-
schouwingen geheel over het hoofd is gezien, dat
inen voor de noodzakelijkheid staat orn maatregelen
te treffen en dan kan er voor den Raad toch geen
sprake zijn van aarzeling. Deze pijnlijke maatregel is
nu eenmaal onvermijdelijk, doch daarin mag men
geenszins zien een motie van afkeuring over het door
Maatschappelijk Hulpbetoon gevoerde beleid. Het moge
waar zijn, dat de door den heer Disselkoen aange-
voerde argumenten wat zijn aangedikt, toch mogen de
zaken wel eens principieel naar voren worden ge-
bracht. Als liet Gemeentebestuur zegt, dat het niet
langer kan gaan zooals het nu gaat, zegt spreker, dat
er dan wel een heel scheeve verhouding komt tusschen
Maatschappelijk Hulpbetoon en het Gemeentebestuur,
als het voorstel niet wordt aangenomen. Dit alles staat
geenszins in den weg aan de waardeering, die spreker
voor het werk van Maatschappelijk Hulpbetoon heeft.
Wel heeft spreker met heel veel teleurstelling kennis
genomen van de opinie van de minderheid van Bur-
gemeester en Wethouders. Dat noemt spreker geen
wijze van argumenteeren voor iemand die bestuurder is.
De heer Meeuwenoord wil nog, afgezien van zijn
standpunt onitrent het voorstel, 'aan den Wethouder
van Financiën, die overigens toch een zuinig beheerder
der gemeente-financiën kan worden genoemd, vragen,
hoe deze een voorstel aan den Raad kan ondersteunen
waarbij in de toekomst en misschien reeds op de