3 December 1936. 281 op enkele scholen schoolvoeding is ingevoerd. Spreker vraagt in verband hiermede, of Burgemeester en Wet- houders niet van meening zijn, dat, indien op enkele scholen behoefte bestaat aan schoolvoeding, dit ook op de andere scholen het geval is. Het komt spreker voor, dat het de rnoeite waard is, dit eens te onder- zoeken. De heer Dr. Droog, Wethouder, zou eerst eens willen afwachten, hoe het loopt op die scholen, waar nu schoolvoeding is ingevoerd. Biijkt, dat er werkelijk druk gebruik van wordt gemaakt, dan zouden Burge- meester en wethouders eens met die Commissie kun- nen gaan praten. De heer Kromhout vraagt, of Burgemeester en Wet- houders niet een wat meer positieve toezegging kun- nen doen, dat een onderzoek zal worden ingesteld. De heer Dr. Droog, Wethouder, antwoordt hierop, dat als zoo plompverloren een dergelijke vraag wordt gesteld, Burgemeester en Wethouders daarover toch wel eens even na mogen denken. De heer De Tello zegt, dat als er op de bijzondere scholen schoolvoeding is ingesteld, het dan toch noo- dig is, dat Burgemeester en Wethouders zich sneller oriënteeren op de vraag of dit ook op de openbare scholen moet worden ingevoerd. Hij zou dan ook graag de toezegging hebben, dat dit gebeuren zal. De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt, dat de school- artsen indertijd hebben gerapporteerd, dat er van een merkbare ondervoeding van de schoolkinderen geen sprake is. Nu vindt spreker het toch begrijpelijk dat Burgemeester en Wethouders eens even kijken of er veel ouders zijn, die hun kinderen van deze school- voeding gebruik laten maken. De heer Van der Erf vraagt, welke de groeiwijze van deze schoolvoeding is geweest. Hoe is dat eigen- lijk zoo geloopen, vraagt spreker. De Voorzitter zegt, dat zich een Commissie heeft gevormd/ die eens wil probeeren in hoeverre het noodig blijkt, dat warme maaltijden aan schoolgaande kinderen worden verstrekt. De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt, dat men hiermede niet is begonnen op verzoek van de ouders

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1936 | | pagina 37