29 Januari 1937.
15
de leider der N. S. B. heeft gezegd over parlementa-
riërs die men zal laten marcheeren tot zij er bij neer
vallen, wanneer men eenmaal tot de macht gekomen
is, dan aeht hij dit een zoo openlijke bedreiging tegen
een ieder onzer dat spreker in persoon en als partij
en in al zijn functies weigert deze partij of deze lie-
den naar de maatstaven van politiek fatsoen te meten
zooals hij dat tot dusver met al zijn tegenstanders
heeft gedaan en ondervonden heeft. Het feit boven-
dien, dat krachtens de controleerbare uitlatingen in
een onzer grootste gemeenteraden een andere partij
als de N. S. B. - de Communisten - er zoo noodig
niet voor zou terugdeinzen om hun politieke tegen-
standers tegen den muur te plaatsen als schietschijven,
eischt van degenen die zich op de basis van de de-
mocratie gesteld hebben in dienst van de gemeenschap
een positieve afwijzing van al deze ongewenschte be-
grippen en verlioudingen in ons volk. Dat eischt dat
men ziende biind en hoorende doof nioet wezen om
er toe mede te werken, zelfs krachtens het democra-
tisch beginsel, dergelijke lieden te plaatsen of te hand-
haven voor alle functies die binnen het benoemings-
recht van den Raad of daaraan verwante instellingen
of instanties liggen.
Onder geen enkele voorwaarde dan ook, zijn de
Sociaal Democraten in dezen raad bereid medewerking
te geven op dit gebied en in de toekomst zullen zij
zeer zeker geen genoegen nemen met al te negatieve
verzekeringen dat men geen fascist is, maar zij ver-
langen een ruiterlijke en eerlijke erkenning bij hun
tegenstanders dat zij ook positief democratisch taak
en arbeid binnen onze volksgemeenschap wenschen
te vervullen. Wie dat niet wenscht of kan, stelt zich
zelve buiten deze gemeenschap. Wanneer de beginse-
len van Eenheid door Democratie hun weerkiank ver-
dienen bij de andere partijen als de onze, dan kan
na een zoo openhartige uiteenzetting van ons stand-
punt ten deze over het benoemingsrecht vandenraad,
een soortgelijke verkiaring der andere partijen het
College van Burgemeester en Wethouders slechts een
goede richtsnoer wezen voor hun benoemingsrecht,
zooals dat in onze Gemeentewet geregeld is.
Het moge dan een treurig verschijnsel zijn dat al
de hier verzamelde vertegenwoordigers van partijen tot
dat deel van het Nederlandsche volk behooren, hetwelk