29 Januari 1937.
39
nauwgezet heeft overwogen of de benoodigde bedragen
mede uit een straatbelasting gevonden moesten worden.
Dat dit geschiedde door een nauwgezet afwegen
van allerlei tegenstrijdige belangen en met de zorg-
vuldigheid, die elk raadslid verplicht is in acht te
nemen, als hij nieuwe lasten op de burgerij gaat
leggen, dat alles spreekt van zelf.
Welnu, die nauwgezette overweging heeft ons onzen
aanvankelijken tegenzin jegens deze belasting doen over-
winnen. Twee factoren zijn daarbij doorslaggevend ge-
weest. De eerste lag in de geschiedenis van het voor-
stel. Voor de heffing van straatbelasting voor de eerste
maal in onze gemeente aan de orde was, hebben
Burgemeester en Wethouders immers gedacht aan een
rioolbelasting. Daarmede zouden wij meer in de lijn
van Bloemendaal gebleven zijn. Dan echter zouden
wel de thans zoo dringend adresseerende inwoners
getroffen zijn, maar de groote Iandgoederen en buiten-
plaatsen zouden vrij gebleven zijn. Spreker apprecieert
het in het College dat het geen belastingen voorstelt,
die den middenstand wêl, maar de buitenplaatsbewo-
ners niet zou treffen.
De tweede factor was deze, dat een zeer groot
deel van het op deze wijze geheven belastinggeld zou
worden opgebracht door menschen, die niet in Heem-
stede woonachtig zijn. Dit vooral beschouwt spreker
als een groote aantrekkelijkheid, voor zoover men
tenminste bij belastingen van aantrekkelijkheid spre-
ken kan.
Intusschen is de Raad overstelpt met een ware
lawine van adressen en adhaesie-betuigingen. Zulke
adressen pleegt spreker niet met een luchthartig ge-
baar terzijde te schuiven. Spreker acht het recht van
petitie een belangrijk grondwettig recht en uit deze
opvatting vloeit vanzelf voort, dat spreker aan alle
adressen volle aandacht schenkt.
Spreker heeft echter in deze adressen geen nieuwe
gezichtspunten gevonden. Hij heeft er weinig overtui-
gends in gevonden. Zeker, men zou hem, indien dit
noodig was geweest, de overtuiging hebben bijge-
bracht, dat de makelaars met deze belasting weinig
gebaat zijn. Maar hoezeer spreker deze groep van in-
gezetenen alle goeds toewenscht, moeten zoo noodig
ook hun groepsbelangen aan het algemeen belang
ondergeschikt gemaakt worden.