29 Januari 1937. 67 houden van het Raadhuis, noe een extra vergoeding ontvangen. De Voorzitter antwoordt hierop, dat de thans tot stand gekomen uitbreiding niet zoo heel veel meer werk geeft, terwijl de extra werkzaamheden bij de verbouwing, door de aannemers zelf in hoofdzaak zijn verricht. Volgno. 235. Aankoop van meubelen voor Raadhuis. De heer Jonckbloedt vraagt of voor f 300,— een vloerkleed kan worden aangekocht, dat de raadszaal waardig is. Zoo niet, dan is spreker bereid, dit bedrag te verhoogen tot f 500. De Voorzitter antwoordt hierop, dat deze aangele- genheid in de Commissie van Openbare Werken is behandeid, terwij! Burgemeester en Wethouders ver- trouwen dat dit bedrag voldoende is, om een behoor- lijk kleed te koopen. De heer De Tello huldigt ook lret devies „goed- koop is duurkoop". Spreker heeft er ook geen be- zwaar tegen om dit bedrag te verhoogen. Hoofdstuk III. Openbare Veiligheid. üe lieer De Tello merkt op, dat de heer Von Meyenfeldt hem zoo juist heeft verweten, dat hij zich smalend had uitgelaten over de Regeering. Ditverwijt wijst spreker af. Hij spreekt nogal eens graag in ver- gelijkingen, terwijl een zeker sarcasme ook wel eens verkeerd kan worden uitgelegd. Er is echter geen sprake van opzet in het spel om vertegenwoordigers van de Regeering smalend te bejegenen. Een gezonde critiek kan echter heilzamen invloed hebben. Ten aanzien van de instelling van een commissari- aat van politie, is spreker van meening, dat de Bur- gemeester er prijs op stelt, om te dier zake de nree- ning van den Raad te kennen. Spreker ziet in den Burgemeester n.l. niet den figuur, die bij de Regee- ring stappen zal doen tot de instelling van een Com- missariaat, indien hij merkt dat de Raad dit niet wenscht. Principieel staat spreker op het standpunt, dat hij allen steun wil verleenen aan maatregelen, die de Burgemeester in het belang acht van de veiligheid. Los van de kwestie van een derden Wethouder, zou spreker gaarne willen vernemen of de Burgemeester

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1937 | | pagina 67