4 Maart 1937.
kennis gegeven, met vermelding van het juiste bedrag
daarvan. In het tijdvak van 1 April 1937 tot 31 Maart
1942 zullen zoodanige aflossingen slechts kunnen ge-
schieden tegen betaling van één procent van het versterkt
afgeloste bedrag, ook dan wanneer na het geheel op-
eischbaar worden der verschuldigde sorn de Maatschap-
pij deze geheel mocht hebben opgeëischt; op en na
1 April 1942 kan zoodanige aflossing weer plaats vinden
met inachtneming van den opzeggingstermijn tegen den
koers van 100
5. De betaling der rente zal halfjaarlijks plaats heb-
ben op den len April en den len October, naar den
voormelden rentevoet, voor het eerst op den len October
1937 over het alsdan verschenen tijdvak
6. Alle betalingen krachtens dit besluit zijn verschul-
digd in gangbare Nederlandsche munt of bankpapier, ten
kantore van de Levensverzekering-Maatschappij, opge-
richt in 1863 door het N.O.G., dan wel door storting bij
een door deze Maatschappij aan te wijzen bankinstelling
of door bijschrijving op haar postrekening zonder kosten
voor de Maatschappij. De gemeente zal in gebreke zijn
door het enkel verloop van den bepaalden termijn, zonder
dat daarvoor een waarschuwing of ingebrekestelling
noodig is. Bij nalatigheid in de betaling van rente en
aflossing zal door de gemeente over het bedrag daarvan
en over den tijd der nalatigheid een vergoeding ver-
schuldigd zijn, berekend naar zes ten honderd 's-jaars
(6 gerekend van den achtsten dag af na den be-
paalden termijn, een ingetreden maand als een volle ge-
rekend
7. Bij niet betaling op den bepaalden datum van
eenigen rente- of aflossingstermijri, is de hoofdsom over
het restant daarvan met de loopende rente en extra rente
bedoeld onder 4 en 6, terstond en ineens opvorderbaar,
op basis van 101
8. Op verzoek van de Maatschappij zal de gemeentc
verplicht zijn, haar schriftelijk mede te deelen welk be-
drag ter zake dezer geldleening op een bepaald aange-
wezen datum verschuldigd is
9. De Maatschappij heeft te allen tijde het recht
conversie van het uitstaande leeningsbedrag in obligaties
te vorderen. Alle kosten aan de uitgifte van de obligaties
verbonden, komen ten laste van de Maatschappij