156
29 April 1937.
De heer Audretsch brengt een woor.d van dank en
nulde aan het College van Burgemeester en Wethou-
ders voor de wijze waarop ook in deze aangeiegen-
he.d weer tegemoet is gekomen aan de opmerkingen
zijn gemaakt.26 V°nge raadsvergadering
De heer Jonckbloedt zegt, niet te weten, of de
bouw- en woningverordening hierin reeds voorziet.
artikel 5 de bepaling werd toegevoegd, dat de voor-
tuinen van den openbaren weg moeten worden afee-
scheiden door hekwerken op gemetselde voeting.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, meent te
weten, dat în de bouw- en woningverordening niet
staat voorgeschreven, dat de afscheiding op steenen
voeting moet worden aangebracht, doch wel, dat er
in het algemeen genomen een afscheiding moet wor-
den aangebracht.
De heer Van Unen vindt het wel een beetje ver
g3an om voor te schrijven wat de heer Jonckbloedt
WI be'loorl,ik rasterwerk lijkt hem toch wel
voldoende. De andere oplossing is duur en minder
mooi, zegt spreker.
De heer Jonckbloedt zegt, dat het al voldoende is
mdien er een rollaag wordt aangebracht, zoodat het
vu.l er met onder door kan. Met een ligustrum haag
voorkomt men dat ook niet. Spreker merkt op dat
een steenen voeting overigens niet duur is.
De heer Dr. Droog, Wethouder, acht het beter, om
deze zaak in haar algemeenheid eens te bekijken in
de Commissie van Openbare Werken, dan om het
door den heer Jonckbloedt gewenschte voorschrift nu
incidenteel in deze verordening op te nemen.
HpoIh V)°?rzitte,r zegt. dat hem zoo juist is medege-
aeeid, dat in de bouw- en woningverordening een
bepalmg is opgenomen waarin staat voorgeschreven
dat de voortuinen van den openbaren weg moeten
worden afgescheiden. g
De heer Jonckbloedt zegt, er genoegen mede te
emen, dat deze zaak in de Commissie van Openbare
Werken aan de orde wordt gesteld.
artikpl 'S' Z°U h'j gr33g ziet1' dat aan