204
29 Juni 1937.
misbruik zou spreker geen bezwaar hebben, omdat
men dan weet wat men kwijt is, doch een hypotheek
van f 30.000.voor dit gebouw op deze piaats is
hem te machtig.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, heeft hier
als maar hooren praten over een bioscoop; over de
rest heeft hij niets gehoord. Het wordt een gebouw
van den Volksbond tegen Drankmisbruik, waarin men
tegen geringen prijs goed voedsel en alcohol-vrijen
drank wil verstrekken. Het spijt spreker, dat nu pas
de bezwaren los komen. Men heeft toch reeds jaren
kunnen zien, dat de Volksbond tegen Drankmisbruik
op die plaats een gebouw wil stichten. De bioscoop
is slechts een hulpmiddel, zegt spreker. Verder is hij
van meening, dat toch niemand er bezwaar tegen zou
hebben, dat door dit lichaam, dat zich ten doel stelt,
om den drank te bestrijden, een gebouw zal worden
gesticht. De financieeie medewerking van de gemeente
bestaat uiîsluitend in liet verstrekken van een le hy-
potheek. Daar staat tegenover, dat de gemeente ver-
makelijkheids-belasting zal krijgen en dat zij tevens
door de stichting van dit gebouw de cultureele be-
langen van de ingezetenen zal dienen. Misschien kan
die bioscoop lâter wel gemist worden. Overigens zul-
len er slechts 3 dagen per week bioscoop-voorstel-
lingen worden gegeven en in den zomer nog minder.
Aan den heer Voors zou spreker nog willen zeggen,
dat het gemeentebestuur toch geen voogd is over den
Volksbond tegen Drankmisbruik. Voorts is hij er van
overtuigd, dat het bestuur wel zal waken tegen ont-
sierende reclame, terwijl het gevaar van lange files
van auto's toch ook erg denkbeeldig is. Spreker vreest
dan ook hoegenaamd geen ongerechtigheden, terwijl
de Schoonheidscommissie er wel zorg voor zal dragen
dat het gebouw de omgeving niet zal ontsieren.
De heer Dr. Droog, Wethouder, heeft geconstateerd
dat er tegen het principe van de stichting van een
vereenigingsgebouw blijkbaar geen bezwaar bestaat.
Wel heeft men bezwaar tegen de plaats. waar dit ge-
bouw zal komen. Dit behoort echter alleniaal tot de
détails, waarover nog gesproken kan worden. Indien
men het voorstel van den heer Disselkoen aanvaardt,
dan bindt men zich nog tot niets. Dan brengt men
slechts tot uiting, dat men het principe aanvaardt.