1 October 1937.
245
tuurlijk wel, dat de heer Rijkes zelf deze vragen zeer
belangrijk achtte. Beter ware het z. i. echter geweest,
indien de heer Rijkes, alvorens zijn stem te geven
aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders
zich eerst de opheldering had verschaft waarom hij
nu vraagt. Na 6 weken gaat de heer Rijkes plotseling
vragen stellen. Dat heeft gemaakt, dat spreker deze
zaak weer interessant gaat vinden.
In het antwoord van Burgemeester en Wethouders
op deze vragen kan spreker het meest apprecieeren
de kortheid en soberheid. Spreker zou dan ook het
liefst volstaan met even kort en sober te verklaren,
dat hij alles, wat hij op 29 Juli gezegd heeft, vol-
komen handhaaft.
Door dit te doen zou echter de discussie al te veel
gaan lijken op een schooljongens-kibbelarij van 't-is-
nietes en 't-is-welles. Het lijkt hem daarom noodig,
dat hij nader preciseert wat hij handhaaft en daarbij
aangeeft waar men de juistheid van zijn beweringen
bevestigd en bewezen kan vinden.
Spreker handhaaft dat de kostenberekeningen van
Burgemeester en Wethouders noodeloos en stelselmatig
te somber zijn opgezet en dat ze positieve onjuist-
heden bevatten.
Spreker handhaaft, dat Burgemeester en Wethouders
de kosten van een boventallige leerkracht tegenover
de Hoofden van scholen berekend hebben op negen-
duizend gulden. De bevestiging daarvan vindt men in
de thans ter visie gelegde brieven.
Spreker handhaaft, dat Burgemeester en Wethouders
in de Onderwijs Commissie de kosten opgaven als
achtduizend gulden. Het bewijs daarvan vindt men in
de notulen van de Onderwijs-Commissie.
Spreker handhaaft, dat Burgemeester en Wethouders
tegenover den Raad de kosten opgaven als zeven
achtduizend gulden. Het bewijs daarvan vindt men in
raadsstuk 79.
Spreker handhaaft, dat Burgemeester en Wethouders
bij de raadsdiscussies de mogelijkheid van nog een
duizend gulden verschil toegaven, dat de kosten dus
evengoed zes- als negenduizend gulden konden be-
dragen en dat zulke verschillen van maar even 50
procent ontoelaatbaar zijn, als men juist om en door
de kosten een maatregel wil doordrijven.
Spreker handhaaft voorts, dat de becijfering van