254
1 October 1937.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, acht het
heelemaal niet gewenscht, dat de Raad thans te dezer
zake een besluit neemt. Er wordt heusch altijd door
Burgemeester en Wethouders bij het opmaken der
begrooting naar gekeken of het mogelijk is, om tot
tariefsverlaging over te gaan. Het lijkt hem veel juis-
ter, dat deze zaak straks bij de behandeling van de
begrooting door den Raad wordt aangesneden.
De heer Van der Erf kan deze meening niet dee-
len. Immers, bij de behandeling van de begrooting
wordt altijd gezegd, dat de cijfers tariefsverlaging niet
toelaten. Logischer acht spreker het dan ook om thans
een uitspraak te doen.
De heer Meeuwenoord ziet in de motie van den
heer Disselkoen het gevaar, dat, als zij niet wordt
aangenomen, er niets gebeurt.
De heer De Tello acht het voor Burgemeester en
Wethouders tocli wel erg prettig om nu vast te weten,
wat de Raad wil. De Wethouder van Financiën moet
eenig houvast hebben, zegt spreker. Er is niets min-
der aangenaam voor Burgemeester en Wethouders,
dan om een begrooting, die met moeite sluitend is
gemaakt, plotseling uit haar evenwicht te zien gebracht
tijdens de behandeling. In welke mate tariefsverlaging
plaats moet hebben, kunnen Burgemeester en Wet-
houders altijd nog onder het oog zien.
De heer Van Unen is daarentegen van meening,
dat, indien de Raad Burgemeester en Wethouders op
eer. bepaald onderdeel van de begrooting nu reeds
gaat binden, men de taak van het College werkelijk
niet verlicht. Spreker acht de motie van den heer
Disselkoen dan ook niet in het belang van de ge-
meente, noch in het belang van degenen, die haar
indienden. Spreker zou den voorstellers dan ook in
overweging willen geven om die motie in te trekken,
want neemt men die motie aan, dan volgt daaruit een
consequentie, die spreker althans zeker niet zou willen
aanvaarden. Overigens, zegt spreker, dat Burgemeester
en Wethouders uit deze discussies toch wel eenige
leering hebben kunnen trekken.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, wijst er
nogmaals op, dat de begrootingen voor de bedrijven,
toch tevoren in de Commissies worden behandeld.