46
25 Januari 1938.
Overveen wil gaan bouweti. Wat betreft de pressie
die op arbeiders wordt uitgeoefend om te gaan wonen
in de gemeente waar zij werken, vindt spreker dit wel
erg in tegenstelling met de liefdevolle bejegening die
forensen uit andere gemeenten liier ontmoeten.
Spreker merkt op, dat het vraagstuk van den wo-
ningbouw meer omvat als de onderdeelen door den
Wethouder aangeroerd. Het vraagstuk moet in zijn
geheelen ornvang bekeken worden en dit kan volgens
spreker het best geschieden door een commissie ad
hoc. Het College van Burgemeester en Wethouders
kan de toezegging voor een commissie ad hoc nog
wel even aanhouden tot na de behandeling van het
Hoofdstuk Volkshuisvesting. Spreker hoopt op resul-
taat, omdat dit beoogt een stap naar meer sociale
rechtvaardigheid.
De heer Kroinhout heeft met genoegen vernomen
dat de plannen voor doortrekking van de buslijnen
van de N.Z.H.T.M. niet van de baan zijn. Hij meent
dat Burgemeester en Wethouders op spoed moeten
aandringen bij de instanties waar de beslissing ligt.
Voor de toezegging van Burgemeester en Wethouders
inzake een speelterrein aan de Qlip, brengt spreker
dank. Hij is het eens met de meening dat er drin-
gende behoefte bestaat aan een vergadergelegenheid.
Als de Volksbond tegen Drankmisbruik niet met aan-
nemelijke plannen komt, dan rnoet er een andere
mogelijkheid gezocht worden, desnoods buiten den
Volksbond om. Ook spreker is van meening, dat de
woningbouwkwestie het best onderzocht kan worden
door een commissie ad hoc. Hij bespreekt verder het ant-
woord van Burgemeester en Wethouders op het adres
van „Beter Wonen". De goedkeuring van de statuten
van een Woningbouwvereeniging hangt volgens spre-
ker af van de vraag of zij aan administratieve eischen
voldoet en of de verlangde goedkeuring van de statu-
ten niet in het belang van de volkshuisvesting scha-
delijk is te achten. Spreker kan zich niet indenken
dat Burgemeester en Wethouders van meening kunnen
zijn, dat het stichten van een Woningbouwvereeniging
niet in het belang van de volkshuisvesting is.
De heer Meeuwenoord vraagt, of Burgemeester en
Wethouders de toezegging kunnen doen dat de bedrijfs-
tarieven altijd hun bijzondere aandacht zullen hebben.