40
7 Juni 1938.
2.
De
gelden zullen worden opgenomen op 1 Juli
1938.
3.
De
gemeente verbindt zjch de
leening pari
af te
lossen als volgt:
In elk der jaren
1939
tot
en met
1941
f 14000.—
f 42.000—
1942
1948
13000,—
91.000,—
1949
1951
33000—
99.000—
1952
1961
18000.—
180.000—
1962
1963
17000
34.000—
1964
1971
14000—
112.000,—
f 558.000,-
Totaal
behoudens het recht van de geldgeefster aflossing in
eens van het restant der leening te vorderen op den
voet van het sub 11 hierna bepaalde.
De aflossingen moeten elk jaar worden voldaan op
1 Augustus, de eerste op 1 Augustus 1939.
4. Tot 1 Juli 1943 heeft de gemeente het recht,
met inachtname van een opzegtermijn van drie maan-
den, meer dan de sub 3 genoemde jaarlijksche be-
dragen af te lossen of wel tot geheele aflossing over
te gaan, doch moet zij, wanneer van dit rechtgebruik
wordt gemaakt over en tegelijk met hetgeen boven de
onder 3 genoemde bedragen wordt afgelost 1% extra
aan de geidgeefster betalen. In geval van gedeeltelijke
buitengewone aflossing zal deze slechts kunnen ge-
schieden in ronde sommen van duizend gulden.
5. Op of na den onder 4 genoemden datum is het
de gemeente geoorloofd met inachtname van een op-
zegtermijn van drie maanden, het restant der leening
geheel of gedeeltelijk af te lossen, zonder betaling van
een vergoeding voor deze vervroegde aflossing.
6. De geldgeefster behoudt zich het recht voorom
op of na 1 Juli 1963 het alsdan nog niet afgeloste
gedeelte dezer leening in eens en geheel op te eischen,
met inachtname van een opzegtertnijn van drie maanden.
7. De gemeente verbindt zich om over het nominale
bedrag der leening of het onafgeloste gedeelte daar
van, aan de geldgeefster eene rente te betalen, be-
rekend naar drie en één kwart ten honderd (3V4
per jaar, aanvangende op den hiervöör genoemden
datum van uitbetaling der leeningsgelden en te voldoen
in halfjaarlijksche termijnen op den len Februari en
ff
ff ff
ff
ft ff
ff
ft ft
ff
ft tr
ff
tt tt