7 Juni 1938. geschiedt zulks echter binnen de eerste drie jaar van den looptijd, dan is een boete verschuldigd van 1 o/0 over het bedrag dat zij aflost boven het sub 2 be- paalde. 4. De gemeente verbindt zich om over het onaf- geloste nominaal bedrag der geldleening eene rente te betalen berekend naar twee en een half ten honderd (21/20/0) per jaar, vervailende in halfjaarlijksche ter- mijnen, telkens op 1 Februari en op 1 Augustus, voor het eerst op 1 Februari 1939 over het alsdan versche- nen tijdvak. 5. Aile betalingen zullen zonder kosten voor de geldgeefster worden gedaan te haren kantore te Am- sterdam of daar, waar zij dit zal bepalen, terwijl geen kwijting zal kunnen worden gevorderd voor en aleer de verschuldigde bedragen in het bezit van de eeld- geefster zijn. 6. Indien eenige termijn van rente en/of aflossing njet op den verschijndag als bovenomschreven mocht zijn betaald, dan vermeerdert het niet-betaalde bedrag met een boete van 1/2% per maand (een ingetreden maand als een volle gerekend) en wordt al het ver- schuldigde terstond en ineens opvorderbaar De ge- meente zal in gebreke zijn door het enkel verloop van den bepaalden. termijn zonder ingebrekestelling. De geldgeefster blijft bovendien geheel vrij, indien eemge voor rente en/of aflossing verschuldigde som niet op den daarvoor bepaalden tijd mocht zijn be- taald, onverwijld alle zoodanige maatregelen te nemen oehoud van hare rechten of tot verhaai van hare vordering als de wet te harer beschikking stelt of haar noodig of nuttig zullen voorkomen. 7. Zoo dikwijls als door de geldgeefster zal wor- den verlangd, zal de gemeente een door de geldgeef- ster te verschaffen saldo-biljet, vermeldende het aan haar verschuldigde kapitaal, zoo noodig van zegel voorzien, teekenen en aan haar afgeven. 8. De geldleening wordt aangegaan op onderhand- sche overeenkomst. Alle kosten van sluiten en ten- uitvoerleggen van dit besiuit, nu en later, alsmede alle belastingen, waarmede kapitaal of rentebetaling

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1938 | | pagina 8