24 November 1938.
219
loch terugkomen, zelfs, ais in dit geval, op korten
termijn op een genomen raadsbesluit, n.b als er zich
zeer belangrijke nieuwe gezichtspunten hebben geopen-
baard. Z.i. is dit hier niet het geval. Behalve de oude
motieven, die de Raad destijds niet overtuigden, koint
de voordracht slechts met een zoogenaamd motief, n.l.
het zeer betreurde overlijden van den voormaligen
Secretaris-Penningmeester. Spreker wil in geen enkel
opzicht tornen aan de verdiensten van dezen voortieffe-
lijken man, integendeel, maar spreker vraagt in ge-
moede of dit nu een reden is om terug te komen op de
reorganisatie van Maatschappelijk Hulpbetoon z.i. ab-
soluut niet. Niemand is onmisbaar, niemand is niet ver-
vangbaar. Overal komen in groote bedrijven sterfgeval-
len voor, die betreurd worden, die moeilijkheden mee-
brengen bij de vervanging, maar de moeilijkheden lost
men op, niet door 't bedrijf door elkaar te gooieri, maar
door een vervanger voor den heengegane te zoeken en
spr. gelooft met zekerheid te kunnen zeggen, dat ook
hier zeer zeker iemand als de overledene gevonden zou
kunnen worden. Er is echter niet gezocht, omdat men
de vacature als motief noodig had. Die motiveering, en
andere nieuvve motieven staan niet in de voordracht,
doet spreker nog niet direct van een opinie veranderen,
die kort geleden door de meerderheid van den Raad is
geaccepteerd. Spreker vraagt zich echter ook af, of er
sonrs wat anders is, dat Burgemeester en Wethouders
opnieuw in deze richting stuwt. Spreker heeft het ner-
gens gevonden in de voordracht, maar als het er is,
laten Burgemeester en Wethouders het dan zeggen.
Spreker stelt daarom de volgende vragen:
Neemt Maatschappelijk Hulpbetoon bij voortduring
of vaak of telkens uitkeeringsbeslissingen, die Burge-
meester en Wethouders, los nog van het financieele,
onjuist voorkomen? Achten Burgerneester en Wethou-
ders de wijze, waarop de daarvoor aangewezen ge-
meente-ambtenaar de adviezen aan de leden van Maat-
schappelijk Hulpbetoon geeft niet juist of wenschen zij
van die adviezen, die natuurlijk schriftelijk, ter bewaring
in het archief, worden ingediend, kennis te nemen? Zij
vragen het of is dat geweigerd?
Het zijn allemaal vragen, die bij spreker opkomen,
evenals bij den heer Rijkes, omdat de voordracht niets
zegt en spreker het heengaan van den Secretaris-Pen-
ningmeester geen voldoend afdoend motief vindt tot