24 November 1938.
225
zijn voorbij. ln onze, dank zij het kapitalisme, tot het
uiterste individualistisch ingerichte maatschappij, leeft
een lichaam als Maatschappeiijk Hulpbetoon niet meer.
We kunnen dat betreuren, doch we veranderen daar
niets aan, indien wij onze oogen voor deze werkelijk-
heid sluiten, en doen alsof de toestand nog is als in
vroeger eeuw. Wij, aldus spreker, hebben ook in dezen
nuchter te zijn en te erkennen, dat onze samenleving
steeds verder afraakt van hetgeen wij zien als het
ideaal van een christelijke maatschappij. ln een derge-
lijke samenleving zou inderdaad een door ambtenaren
geleid hulpbetoon niet passen. Net zoo min als in onze
Kaïn-achtige maatschappij een lichaanr als Maatschap-
pelijk Hulpbetoon nog past. Men kan, spreker heeft het
reeds gezegd, voor dit alles blind zijn en zich thans
wanhopig verzetten tegen één van de gevolgen van onze
huidige verworden wijze van samenleven, doch hier-
mede bereikt men niets. Men zou slechts iets kunnen
bereiken, indien men den rnoed had, de oorzaken van
dit alles aan te tasten. Doch zie, dan zweert men plot-
seling bij het historisch gewordene en wil men niet
zien hoe alles verworden is. In dezen tijd, aldus spre-
ker, past geen instelling meer als Maatschappelijk Hulp-
betoon. Zelfs in deze gemeente, waar deze instelling
nog steeds in stand is gehouden, leeft zij niet ianger in
het besef van de burgerij. Wie reden meent te hebben
tot klagen over de bij Maatschappelijk Hulpbetoon
ondervonden behandeling, wendt zich, als bij intuïtie
tot Burgemeester en Wethouders of tot den Raad. Dat
zijn toch immers de organen, die de beschikking hebben
over de gemeentegelden. Dat is ook inderdaad zoo.
Doch over de besteding van de ruim f 100.000.die
zijn uitgetrokken voor maatschappelijk hulpbetoon, heb-
ben zij niets of zoo goed als niets te zeggen. Dit is,
aldus spreker, een praktijk, die geen weldenkend mensch
bevredigen kan. Wie hier onbevooroordeeld tegenover
staat zal moeten toestemmen, dat de keuze tusschen
Maatschappelijk Hulpbetoon en een dienst onder directe
verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders,
niet is een keus tusschen het goede en het betere, doch
een keus tusschen het verkeerde en het goede systeem.
Wanneer dan gekozen is vöör de uitvoering der armen-
zorg onder directe verantwoordelijkheid van Burge-
meester en Wethouders, komt men voor de vraag, op
welke wijze deze tak van dienst behoort te worden ge-