24 November 1938.
229
men, dan zal spreker tegen het voorstel van Burge-
meester en Wethouders stemmen.
De Voorz.itter constateert, dat het niet gemakkelijk
zal vallen alle sprekers te beantwoorden, omdat door
hen nog wel eens van de groote lijnen, die in dit debat
hadden moeten zijn, is afgeweken. Spreker stelt op den
voorgrond, dat dit voorstel niet geboren is uit een
gevoel van afkeuring over de werkwijze van Maatschap-
pelijk Hulpbetoon, noch uit conflicten die vroeger met
Maatschappelijk Hulpbetoon hebben plaats gehad. Dit
blijkt toch wel duidelijk uit de woorden van waardee-
ring door Burgemeester en Wethouders in hun voorstel
geuit en uit hun voorstel om Maatschappelijk Hulp-
betoon, zooals het thans is samengesteld, in de in het
leven te roepen adviescommissie op te nemen. Als ant-
woord op de vraag van den heer Rijkes, merkt spreker
op, dat Maatschappelijk Hulpbetoon omtrent deze
kwestie niet om haar nreening is gevraagd en dat ook
geen mondeling overleg tusschen Burgemeester en
Wethouders en Maatschappelijk Hulpbetoon heeft plaats
gehad. Ook de gedelegeerde is in deze zaak niet ge-
kend. Burgemeester en Wethouders meenden, dat zij
competent genoeg waren om in deze materie zelf een
oordeel te hebben. Als het niet-kennen van den gede-
lgeerd als een onhoffelijkheid wordt beschouwd, dan
betreurt spreker dit. Het College van Burgemeester en
Wethouders was omtrent dit voorstel oorspronkelijk
eenstemmig. Vanavond is er echter iets pijnlijks ge-
beurd, doordat een lid van het College van Burgemees-
teren Wethouders is aangevallen. Dat dit lid zich heeft
verdedigd, is zijn goed recht.
Spreker zal in het kort uiteenzetten hoe de geschie-
denis van dit voorstel is geweest. Spreker heeft in de
vergadering van Burgemeester en Wethouders het
voorstel gedaan, de regeling van de Armenzorg nader
onder het oog te zien. Het College was van meening,
dat de omstandigheden dusdanig waren, dat het wen-
schelijk was nader een oordeel over deze zaak te vellen.
Spreker heeft toen een schrit'telijk rapport overgelegd,
waarvan het bedoelde lid een afschrift heeft meege-
nomen, om zijn standpunt nader te bepalen. Of dat lid
toen goed of niet goed gekeken heeft, is zijn zaak. Bij
die gelegenheid, aldus spreker, is besloten aan Maat-
schappelijk Hulpbetoon een brief te schrijven, waarin