24 November 1938.
231
is er wel gezegd, dat Burgemeester en Wethouders dit
niet kunnen, doch spreker stelt er prijs op nadrukkelijk
te verklaren, dat Burgemeester en Wethouders geen
gebrek aan Christelijke gevoelens hebben en dat als
de Armenzorg aan hen wordt toevertrouwd, deze niet
in gevaarlijke handen is. Wanneer Burgmeester en Wet-
houders deze heele materie onder hun bereik hebben,
dan zuilen zij, beter dan eenig ander orgaan, de sociale
zorg kunnen overzien. Nu is het zoo, dat de een voor
dit zorgt en de ander voor dat. 't Ging wel goed en er
is ook geen aanmerking op 't gedane werk te maken,
maar spreker acht het beter alles in één hand te hebben
ter voorkoming van onbillijkheden en voor het nood-
zakelijke overzicht.
Op de vraag van den heer Voors of het nieuwe werk
onder leiding van den Burgemeester komt, antwoordt
spreker, dat de Burgemeester tot nu toe belast is met
armenzorg en ziekenverpleging en dat het zeer waar-
schijnlijk is, dat ook dit tot zijn taak zal gaan behooren.
Naar aanleiding van de vraag van den heer Van Unen,
of Burgemeester en Wethouders van de adviezen van
den ambtenaar van Maatschappelijk Hulpbetoon wen-
schen kennis te nemen, merkt spreker op, dat het weinig
zal baten als daarvan een half jaar later, bij de contrôie,
wordt kennis genomen.
De heer Van Unen wijst er op, dat deze kennisneming
geen half jaar later eerst behoeft plaats te vinden, doch
dat zulks direct kan gebeuren, waardoor hoogstens één
uitkeering eventueel verkeerd zou zijn.
De Voorzitter zegt, dat als Burgemeester en Wet-
houders zouden handelen als door den heer Van Unen
gewenscht wordt, zij dan zouden ingrijpen in de auto-
nomie van Maatschappelijk Hulpbetoon.
De heer Van Unen vraagt zich af of Maatschappelijk
Hulpbetoon dat niet zou willen.
De Voorzitter ziet hier slechts lapmiddelen in. De
kwestie is, aldus spreker, dat Burgemeester en Wet-
houders vermeenen, dat de besteding van dergelijke
groote bedragen onder hun direct toezicht moet ge-
schieden. Er is nu wel gesproken over particulieren
bijstand, maar die liefdadigheid over f 100.000.ge-
meentegeld, dat knelt volgens spreker.
Van het door den heer Jonckbloedt aangehaalde voor-