232
24 November 1938.
beeltl Beverwijk, weet spreker niets. Burgemeester en
Wethouders hebben geen opdracht gegeven om daar
een onderzoek naar de armenzorg in te stellen. Boven-
dien ziet hij tusschen Beverwijk en Heemstede geen
punten van vergeiijking, omdat de gemeenten van ge-
heel andere samenstelling zijn en Beverwijk de Rijks-
steunregeling heeft.
Spreker kan ten slotte niet verhelen, dat in het
prae-advies over de amendementen een klank van te-
leurstelling en leedwezen kan gehoord worden, omdat
Burgemeester en Wethouders van enkele leden van
den Raad niet dat vertrouwen toegezegd zien, hetwelk
zij gaarne zouden hebben gehad.
De heer Rijkes is onaangenaain getroffen door de
buitengewoon heftige wijze waarop hij door den heer
Disselkoen is aangevallen. Spreker verklaart niet ge-
sproken te hebben van een vermeerdering van lasten
van enkele honderden guldens in verband met de tarie-
yen van de bedrijven. Spreker constateert, dat de heer
Disselkoen niet goed heeft geluisterd, hetgeen deze ook
met kan gedaan hebben, omdat de heer Disselkoen de
gewoonte heeft, wanneer iemand spreekt, zich met zijn
iractiegenoot te onderhouden. Spreker komt er ten
sterkste tegen op, als zou hij opruiend hebben gespro-
ken. Hij verwacht dergelijke uitlatingen van den heer
Disselkoen niet, daar hij anders gedwongen zal worden
het verleden in herinnering te brengen.
Spreker moet constateeren, dat door den Voorzitter
op de door hem gestelde vragen slechts gedeelteljjk
geantwoord is. Op zijn vraag, of de Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon om advies gevraagd is
antwoordde de Voorzitter, dat dit niet gecîaan was.
Op de 2e vraag, waarom het gedelegeerd lid niet
ont advies is gevraagd, heeft de Voorzitter geantwoord,
dat dit niet als een minder hoffelijke houding tegenover
het gedelegeerde lid moet worden beschouwd, in welk
geval zulks door hem zou betreurd worden. Op de 3e
vraag, waarom het nu voorgestelde beter en meer af-
doende was dan hetgeen er nu bestaat en waarin die
verbeteringen bestaan, heeft de Voorzitter geen ant^
woord gegeven en op de 4e vraag, of er klachten zijn
°ver Maatschappelijk Hulpbetoon of over een of meer-
dere leden dezer commissie, is door den Voorzitter geen
positief antwoord gegeven, doch alleen gezegd, dat de