236 24 îNuvember 1938. voor den nieuw op te richten dienst besproken heeft in verband met forensenbelasting en de tarieven voor de bedrijven. Spreker blijft van meening, dat de heer Rijkes met zijn vragen of niet-vragen heett opgeruid. Spreker betreurt ook de wijze van spreken van den heer Rijkes als hij zegt, dat de bestaande commissie van Maat- schappelijk Hulpbetoon zal worden gedegradeerd, en zoo meer. Hierdoor wordt volgens hem stemming ge- wekt. De heer Rijkes heeft zich, bij het naar voren brengen van zijn cijfermateriaal, voorzichtig uitgedrukt. Bij even nadenken zal men wel tot de conclusie komen,. dat de contrôle voor werkloozen- en armenzorg in een groote stad moeiiijker is dan in een kleine plaats. Vol- gens spreker moet men dan ook bij het vergelijken van de onkosten meer het verband leggen tusschen den aard der gemeenten, die men vergelijkt, dan tusschen de uit te keeren steunbedragen. Met cijfers is, volgens spreker,. altijd groote bedachtzaamheid geboden. Waar door den heer Van Unen is betoogd, dat de ambtenaren van Maatschappelijk Hulpbetoon toch reeds. onder het gezag van Burgemeester en Wethouders. staan, wil spreker, in aansluiting daarop, vragen, of het inderdaad juist is dat de ambtenaren van Maatschap- pe'ijk Hulpbetoon in den geest als door den heer Van Unen bedoeld, onder de bevelen van Burgemeester en Wethouders staan. Spreker merkt voorts op, dat er hedenavond terecht op gewezen is, dat de amendemen- ten van den heer Van der Erf uitvoeringsbesluiten zijn. Het lijkt spreker dan ook juist, indien eerst over het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ge- stemd en daarna over de amendementen van den heer Van der Erf. De heer Mr. von Meyenfeldt constateert, dat het hier niet gaat over de vraag of particuliere of gemeentelijke armenzorg de voorkeur verdient, doch welke organisatie beter is. Spreker wijst er nogmaals op, dat art. 18 van de Armenwet eischt, dat slechts het belang van de armenverzorging opheffing mogelijk maakt. Uit de ge- houden besprekingen is wel gebleken, dat er niets anders dan woorden van lof waren voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Spreker ziet dan ook niet in, dat op de naar voren gebrachte gronden opheffing van Maat- schappelijk Hulpbetoon kan plaats liebben. De heer Van der Linden oppert bezwaar fegen het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1938 | | pagina 44