25 Mei 1939.
197
zeggen, dat er een groot gedeelte der arbeiderswonin-
gen, in totaal 662 stuks, door 235 gezinnen bewoond
worden, die hun werk buiten deze gemeente hebben,
terwijl slechts 122 arbeiders die elders wonen in deze
gemeente werken. In verband hiermede zeggen Burge-
meester en Wethouders dan ook onomwonden, en z.i.
terecht, dat uitbreiding van het aantal woningen voor
onze Heemsteedsche arbeiders niet noodig is. Waar
aan deze opgave niet getwijfeld behoeft te worden,
deelt spreker dus de conclusie van Burgemeester en
Wethouders in deze materie, geheel.
Maar bovendien zeggen Burgemeester en Wethou-
ders zeer duidelijk, dat het niet wenschelijk is, om goed-
koope arbeiderswoningen te bouwen, om menschen, die
een, in verband met hun inkomen te duur huis bewonen,
in de gelegenheid te stellen te verhuizen, daar de onder-
vinding Burgemeester en Wethouders geleerd heeft, dat
die woningen, welke verlaten worden, zoo spoedig
mogelijk betrokken worden door werkloozen van elders.
Dat is van Burgemeester en Wethouders eveneens een
positieve uitspraak. Met die ondervinding heeft de Raad
wel degelijk rekening te houden. Een toestand dus, die
de Raad, indien hij de zienswijze van Burgemeester en
Wethouders deelt, niet mag bevorderen en bovendien is
spreker van meening, dat dit zeer ten nadeele van onze
Heemsteedsche arbeiders zou zijn.
Wat, aldus vraagt spreker, zeggen nu de ambtelijke
rapporten, en speciaal hoe luidt het antwoord op een
door spreker gestelde vraag, n.!.: ,,Bestaat er op 't
oogenblik behoefte aan arbeiderswoningen?" Spreker
heeft daarop als antwoord ontvangen, dat, gelet op de
van nature nu en vooral ook in de toekomst aanwezige
werkgelegenheid alhier, er, rnede in verband met het
aantal bestaande arbeiderswoningen pl.nr. 650 stuks,
geen gezonde behoefte aan arbeiderswoningen bestaat.
Voorzichtige aanbouw van eenige arbeiderswoningen
ter vervanging van die, welke van de woningnrarkt ver-
dwijnen, kan wel gewenscht zijn. Bovendien werd spre-
ker de mededeeüng gedaan, dat de bestaande arbei-
derswoningen aan redelijk te stellen eischen voldoen.
In een tweede ambtelijk rapport wordt gezegd: „Wat
nu in het bijzonder de woningbehoefte betreft, kan het
volgende worden aangeteekend. Zooals in het begin van
dit (betreffende) rapport is medegedeeld, is er op 't