1 September 1939.
277
In 1907 werd U lid van den Raad. Nadien is er veel
veranderd in de gemeente en in de raadszaal. Qeen
der raadsleden uit dien tijd maakt meer van den Raad
deel uit. A1 uw tijdgenooten zijn vertrokken en gij
alleen zijt hier gebleven, maar met uw vitaliteit, kracht,
pleizier in arbeid en frischheid, zijt gij steeds een
voorbeeld voor ons allen geweest. Uw wethouderschap
nam in 1920 een begin. Van dien tijd af is een nauw
verband met ons ontstaan en zijt gij een figuur ge-
worden die we zullen missen. Thans zijt gij nog het
eenigste raadslid in de zaal, dat bij mijn komst als
Burgemeester tegenwoordig waart.
Allen hebben wij kunnen profiteeren van uw helderen
kijk op de zaken. Qij hebt de gave, de onderwerpen
grondig te bestudeeren en geen moeite was U te veel
ze voor te bereiden. In commissie-vergaderingen van
Openbare Werken, Plantsoenen en Georganiseerd Over-
leg, waart gij altijd volkomen op de hoogte van de te
behandelen aangelegenheden, omdat gij U altijd nauw-
keurig inwerkte. Doch niet alleen deze comnrissies
hadden uw belangstelling, maar ook ging ze vooral
uit naar het gebied der Volksgezondheid, getuige uw
initiatief voor de stichting van het Gezondheidshuis.
Hierin worden niet alleen de belangen van moeder en
kind behartigd, doch worden ook de besprekingen
gehouden met de schoolartsen en schooltandartsen. Dit
gebouw heeft ook in andere gemeenten een bijzonder
mooi effect gemaakt.
Wij willen, aldus spreker, niet met enkel woorden
scheiden. Wij willen uw beeld vasthouden, als het ware
dagelijks zien. In het Gezondheidshuis is dan ook van
gemeentewege een plaquette aangebracht met uw beel-
tenis en data, die ons het genoegen zal geven altijd
naar U te kijken, maar ook zal het nageslacht kunnen
zien, dat dit de dokter is, die zooveel voor Heemstede
gedaan heeft. Spreker laat tegelijkertijd een portret
zien, waarnaar de plaquette is vervaardigd. Het is,
aldus spreker, een nog jeugdig portret, maar dit zal
de herinnering wakker houden aan uw aangename,
jeugdige en frissche figuur.
Spreker vraagt den heer Dr. Droog verlof om den
Raad voor te stellen, hem deze gedachtenis „de facto"
aan te bieden. Gij zijt, aldus spreker, geen man van
rust en zitten. Wij hopen dan ook dat gij nog vele
jaren zult mogen arbeiden en dat gij in lengte van